Bescherming van vrijwilligers bij een bedrijfsongeval

auteur: Martijn Devilee

Vrijwilligers kunnen ook onder de werkgeversaansprakelijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW vallen. Dat heeft de Hoge Raad op 15 december 2017 uitgemaakt (ECLI:NL:HR:2017:3142). Daarmee liet de Hoge Raad het oordeel van het Hof in stand en werd de reikwijdte van dit artikel weer een stapje uitgebreid.

Het ging in deze zaak om een 65-jarig lid van de vrijwillige klusgroep van de Parochie H.H. Vier Evangelisten (hierna: de Parochie). De klus in casu bestond uit het plaatsen van verlichting op het dak van de kerk. Bij het uitvoeren van deze klus is de man van het dak gevallen, met schade als gevolg.

Artikel 7:658 BW legt op de werkgever een zorgplicht om te voorkomen dat een werknemer bij de uitoefening van zijn werk schade lijdt. Lid 4 van dit artikel kan bescherming bieden aan personen die geen arbeidsovereenkomst hebben met degene waarvoor zij werken. Het artikel bevat twee hoofdelementen. Ten eerste moet het gaan om werkzaamheden in de uitoefening van beroep of bedrijf. Ten tweede moet het gaan om een persoon. Beide begrippen zijn in overwegende mate in de rechtspraak vormgegeven en lopen deels in elkaar over. Aan beide elementen moet zijn voldaan opdat er een zorgplicht voor de ‘werkgever’ in het leven wordt geroepen met eventuele aansprakelijkheid als gevolg.

De kantonrechter oordeelde in eerste instantie dat de situatie in de casus niet binnen het toepassingsbereik van artikel 7:658 lid 4 valt. Daartoe kwam de kantonrechter door te oordelen dat het plaatsen van verlichting op het dak van de kerk niet tevens door werknemers van de Parochie had kunnen worden verricht, zodat deze werkzaamheden niet onder de beroeps- of bedrijfsuitoefening van de Parochie vallen.

Het Hof ging niet mee met de uitspraak van de kantonrechter. Het Hof haalde de parlementaire geschiedenis van artikel 7:658 lid 4 BW aan, waaruit volgt dat dit artikel personen beoogt te beschermen die zich in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden. Vervolgens paste het Hof de standaard rechtspraak met betrekking tot dit onderwerp toe. Daarbij is allereerst van belang dat de persoon die zonder arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht, voor de zorg voor zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht. Dit moet vervolgens door omstandigheden van het geval kleur krijgen, waarbij onder andere van belang zijn: de feitelijke verhouding tussen betrokkenen, de aard van de verrichte werkzaamheden en de mate waarin de ‘werkgever’, al dan niet door middel van hulppersonen, invloed heeft op de werkomstandigheden en de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s ten behoeve van degene die de werkzaamheden verricht. Wanneer de betreffende persoon, een vrijwilliger, zich in een positie bevindt welke vergelijkbaar is met de positie van een werknemer, zal de zorgverplichting die de werkgever ten opzichte van zijn werknemer volgens artikel 7:658 lid 1 tot en met 3 heeft, tevens gelden ten opzichte van deze vrijwilliger. In de parlementaire geschiedenis wordt in deze toets nog extra gewicht toegekend aan het feit dat de ’werkgever’ de werkzaamheden ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten.

De Hoge Raad heeft de conclusies van het Hof bevestigd. Deze komen er in het kort op neer dat de man in dit geval als vrijwilliger binnen de reikwijdte van artikel 7:658 lid 4 BW valt, dat het ophangen van de verlichting op het dak van de Parochie als werkzaamheden in de uitoefening van het bedrijf heeft te gelden en dat de Parochie de werkzaamheden ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten. De Hoge Raad benadrukt dat deze beoordelingen onderhevig zijn aan waarderingen van feitelijke aard.

Interessant in deze casus is dat de werkzaamheden die de man als vrijwillige klusser uitvoerde, nog nooit door werknemers van de Parochie zijn uitgevoerd. De Hoge Raad benadrukt op dit punt dat enkel van belang is of de werkzaamheden hadden kunnen worden uitgevoerd door eigen werknemers. De Hoge Raad heeft hierbij willen aansluiten bij de parlementaire geschiedenis, die heeft willen voorkomen dat degene die een bedrijf uitvoert de ruimte heeft om de rechtspositie te bepalen van personen die werkzaamheden voor hem verrichten. De keuzevrijheid van de werkgever met betrekking tot wie hij (in dit geval) het dak laat versieren kan dus niet leiden tot een omzeiling van artikel 7:658 lid 4 BW.

De Hoge Raad bevestigt nog maar weer eens dat het toepassingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW nog niet volledig uitgekristalliseerd is en dat de toepassing eveneens onderhevig is aan uitgebreide waardering van de feiten.

Door deze uitspraak is in ieder geval het bereik van werkgeversaansprakelijkheid weer iets verbreed en hebben vrijwilligers in een vergelijkbare situatie in de toekomst grotere kans beschermd te worden. Aan de andere kant is de ene vrijwilliger de andere niet. De precieze reikwijdte van dit artikel is dan ook niet goed te begrijpen zonder kennisname van de uitgebreide jurisprudentie over dit onderwerp. Wanneer u te maken heeft met een bedrijfsongeval, verdient het aanbeveling uitstekend juridisch advies te vragen om een duidelijk beeld te krijgen van de eventuele toepasbaarheid van artikel 7:658 lid 4 BW in uw situatie.

Next Post Previous Post