Samenloop zwangerschap en vastgestelde vakantie leidt niet tot verlies vakantiedagen

Het gaat in deze zaak om een werkneemster die vanaf 2015 in dienst is bij het Rijnlands Lyceum te Wassenaar. Op haar arbeidsovereenkomst is de Cao voor het voortgezet onderwijs (hierna: cao VO) van toepassing.

In de periode van 1 mei 2018 tot en met 8 oktober 2018 heeft werkneemster zwangerschaps- en bevallingsverlof genoten. Het verlof overlapte negen dagen met de meivakantie, zodat de werkneemster het Rijnlands Lyceum heeft verzocht om deze negen vakantiedagen, die samenvielen met haar verlof, te mogen opnemen. Het Rijnlands Lyceum stemt met dit verzoek niet in en verwijst daarvoor naar artikel 15.1 lid 7 van de cao VO 2016-2017 en artikel 14.1 lid 7 van de cao VO 2018-2019 (hierna: de samenloopbepalingen). In de samenloopbepalingen van (verschillende versies van) de cao VO is bepaald dat het vakantieverlof van de werkneemster vervalt als het zwangerschaps- of bevallingsverlof samenvalt met de schoolvakanties, tenzij sprake is van samenloop met de zomervakantie en/of vijf extra aangewezen dagen.

Werkneemster is het niet met het Rijnlands Lyceum eens. Ze stelt dat hier sprake is van verboden onderscheid. Zij heeft als direct gevolg van haar zwangerschap minder vakantieaanspraken dan haar (mannelijke) collega’s. Ze vordert bij de kantonrechter om het Rijnlands Lyceum te veroordelen tot het toekennen van negen dagen vakantieverlof, die zij door haar zwangerschaps- en bevallingsverlof niet heeft kunnen genieten.

Drie prejudiciële vragen
Om over het verzoek van de werkneemster een oordeel te kunnen geven, heeft de kantonrechter drie prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. De eerste twee vragen komen er in het kort op neer of de bepaling in beide cao’s in strijd is met gelijke behandelingswetgeving (meer specifiek: art. 7:646 lid 1 BW en/of art. 5 lid 1 sub e Awgb).

De derde vraag komt erop neer of de bepaling in de cao tevens in strijd is met vakantiewetgeving (art. 3:4 Wet arbeid en zorg (Wazo) en/of art. 7:636 BW). De Hoge Raad beantwoordt deze vragen als volgt.

Beantwoording prejudiciële vraag 1 en 2
De Hoge Raad legt uit dat in de samenloopbepalingen is bepaald dat de overlap van het zwangerschaps- en bevallingsverlof met andere schoolvakanties dan de zomervakantie en de vijf extra dagen vakantieverlof niet wordt gecompenseerd. De werkneemster die zwangerschaps- of bevallingsverlof geniet in andere schoolvakanties dan de zomervakantie, verliest in beginsel vakantieverlof. De Hoge Raad concludeert dat deze situatie niet aan de orde is bij mannelijke werknemers. De samenloopbepaling heeft dan ook tot gevolg dat vrouwen minder gunstig worden behandeld met betrekking tot hun arbeidsvoorwaarden dan mannen. Hier is dus sprake van direct onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers. De samenloopbepaling is dan ook in strijd met artikel 7:646 lid 1 BW en art. 5 lid 1 sub e Awgb.

Beantwoording prejudiciële vraag 3
De Hoge Raad oordeelt dat de cao-bepaling daarnaast ook in strijd is met artikel 7:636 lid 2 BW artikel 3:4 van de Wazo. Deze wetsartikelen bepalen immers dat dagen waarop de werknemer de arbeid niet verricht wegens zwangerschapsverlof, niet aangemerkt kunnen worden als vakantie.

Beschouwing
Uit deze uitspraak blijkt – ons inziens terecht – dat de vakantiedagen van een werknemer zonder goede reden niet kunnen worden afgenomen. Ook niet als de werknemer in een sector werkzaam is waar de vakantiedagen al geruime tijd zijn vastgesteld op vaste data, zoals in het onderwijs. Er moet op worden toegezien dat er geen verboden onderscheid tussen werknemers wordt gemaakt, in het bijzonder ten aanzien van zwangere werkneemsters. Een zwangere werkneemster is immers een bijzondere werknemer, die bijzonder moet worden behandeld. De wet voorziet hier reeds in (zie de artikelen 7:667 lid 8, 7:670 lid 2 en 7:670a BW), maar het is daarnaast verstandig om met de zwangere werkneemster in gesprek te blijven om goede afspraken te maken over het werk en de arbeidsvoorwaarden. De werkgever doet er verstandig aan om goed voorbereid te zijn op een eventuele zwangerschap van een van zijn werkneemsters, zodat hij dit traject in goede banen kan leiden, ook op arbeidsrechtelijk vlak. Wij denken graag mee over het arbeidsrechtelijke pad dat bij een aangekondigde zwangerschap moet worden bewandeld.

Auteurs: Martijn Devilee & Leonore van ‘t Hoff

Next Post Previous Post