WBTR maakt ontslag bestuurder stichting per 1 juli 2021 makkelijker

auteur: Maud de Bruijn

Op 1 juli moeten alle verenigingen en stichtingen voldoen aan de nieuwe Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR). De WBTR is bedoeld om de kwaliteit van het bestuur van en toezicht op verenigingen en stichtingen te verbeteren. Volgens de minister van Justitie geeft de WTBR vorm aan een professionaliseringsslag bij verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en stichtingen, waaronder in de semipublieke sector.

Dit betekent dat de WBTR eisen stelt aan het handelen van bestuursleden en toezichthouders en hen verplichtingen oplegt.

Hoe is het nu geregeld?
Voor statutair bestuurders van bijvoorbeeld besloten vennootschappen geldt dat een vennootschappelijk ontslag ook tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidt. Voor de bestuurders van stichtingen geldt dit niet. Naast een formeel ontslag als bestuurder, zal het bestuur ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst dus een vaststellingsovereenkomst met de bestuurder moeten sluiten of een ontslagvergunning bij het UWV aanvragen (bij langdurige arbeidsongeschiktheid of bedrijfseconomische redenen) of de kantonrechter moeten vragen de arbeidsovereenkomst te ontbinden (op grond van een voldragen ontslaggrond als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c t/m i BW) Als partijen geen vaststellingsovereenkomst kunnen sluiten, de ontslagvergunning wordt verleend of de verzochte ontbinding wordt afgewezen, ontstaat een probleem nu de arbeidsovereenkomst van de bestuurder voortduurt. De wet biedt voor dit probleem in artikel 2:298 BW¹ weliswaar een oplossing, maar deze ontslaggronden worden beperkt uitgelegd en bieden vaak geen houvast, met als gevolg dat een patstelling kan ontstaan.

Wat verandert er door inwerkingtreding van de WBTR?
Als gevolg van de WBTR wijzigt artikel 2:298 BW en wordt een nieuwe artikel 2:298a BW ingevoerd.

Artikel 2:298 BW wijzigt in die zin, dat een stichtingsbestuurder vanaf 1 juli 2021 door de rechter op verzoek van een belanghebbende (vaak de Raad van Toezicht van de stichting) kan worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, een ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet geduld kan worden, het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter of andere gewichtige redenen. De mogelijkheden om een stichtingsbestuurder ook arbeidsrechtelijk te ontslaan worden dus verruimd.

Daarnaast wordt in het nieuwe artikel 2:298a BW vastgelegd dat de rechter de arbeidsovereenkomst van een (ex-)bestuurder niet kan herstellen. Dit is in lijn met de regels die al gelden voor bestuurders van andere rechtspersonen, zoals de B.V. Hiermee wordt het mogelijk om de arbeidsovereenkomst van een stichtingsbestuurder vanaf 1 juli 2021 op te zeggen zonder voorafgaande toestemming van het UWV of de rechter. Wel is een voldragen ontslaggrond nodig en als die er niet is, dan kan de stichtingsbestuurder een procedure starten en een billijke vergoeding verzoeken.

Ook maakt de WBTR het mogelijk de Raad van Commissarissen of ander toezichthoudend orgaan van de stichting te schorsen en zelfs te ontslaan. Dit was eerder niet bij wet geregeld.

Andere belangrijke punten van de WBTR zijn:

  • de uitvoering van en het toezicht op de stichting wordt gescheiden (een onderscheid tussen uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders moet worden gemaakt);
  • het meervoudig stemrecht verandert. Als een stichting twee bestuurders heeft en een statutaire bepaling bepaalt dat één bestuurder een doorslaggevende stem wordt toegekend, dan komt deze bepaling na 5 jaar te vervallen. Een bestuurder of commissaris kan niet meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders of commissarissen tezamen. Als de statuten binnen de vijfjaarstermijn worden gewijzigd, maar deze bepaling wordt niet uit de statuten verwijderd, dan verliest de bepaling direct haar werking met ingang van de statutenwijziging en niet pas na vijf jaar;
  • in de statuten van de stichting dient te worden opgenomen wat er wordt afgesproken bij de (onverwachtse) afwezigheid van een bestuurder (ook wel belet of ontstentenis van een bestuurder/commissaris genoemd);
  • een regeling wanneer sprake is van tegenstrijdige belangen. Een bestuurder met een persoonlijk belang bij een bepaalde kwestie mag niet deelnemen aan de besluitvorming hieromtrent.

Conclusie
De WBTR zorgt er voor dat er ten aanzien van de stichtingsbestuurder meer (wettelijk) wordt geregeld en mogelijk is. In het bijzonder wordt het ontslagrecht gewijzigd, zodat dit nu in lijn is met de regels die al gelden voor bestuurders van andere rechtspersonen. Een welkome ontwikkeling waarmee ook de nodige duidelijkheid wordt verschaft.

Op 1 juli moeten alle verenigingen en stichtingen voldoen aan de WBTR. Regel dit tijdig, zodat de bestuursleden en toezichthouders van verenigingen of stichtingen geen onbewust en onbedoeld onnodige risico’s lopen. Tip: op de website www.wbtr.nl staat een handig stappenplan opgenomen dat de stichting langs alle eisen van de WBTR leidt.

Heeft u nog vragen over de WBTR of over de positie van een bestuurder en/of de mogelijkheden van ontslag? Neem gerust contact met mij op.

Auteur: Maud de Bruijn

¹ Op grond van artikel 2:298 BW kan een stichtingsbestuurder op verzoek van het openbaar ministerie of van een belanghebbende worden ontslagen als de bestuurder i) handelt in strijd met de wet of de statuten of ii) zich schuldig maakt aan wanbeheer. De lat ligt hoog. Er dient in beginsel redelijkerwijs geen twijfel te bestaan over de onrechtmatigheid van het handelen van de bestuurder of er dient sprake te zijn van financieel wanbeheer.

Next Post Previous Post