Werkgever mag loonsverhoging uitstellen vanwege zwaarwegend belang, dat geldt echter niet voor het inhouden van vakantiedagen.

De kantonrechter Rotterdam (hierna: de kantonrechter) heeft zich uitgelaten over de eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden van werknemers werkzaam bij Selecta Netherlands B.V. (hierna: werkgever). Het ging hier om het uitstellen van algemene salarisverhogingen en het inhouden van vakantiedagen.

De zes werknemers zijn werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en in deze overeenkomsten is bepaald dat het Arbeidsvoorwaardenstelsel Selecta Netherlands (hierna: AVSN) van toepassing is. Het AVSN bevat een eenzijdig wijzigingsbeding en hierin is bepaald dat de collectieve structurele salarisverhogingen van de cao Werkgevers Technische Groothandel van toepassing zijn op de salarissen van werknemers.

Op 3 april 2020 heeft werkgever aan haar Ondernemingsraad instemming gevraagd voor de maatregelen die werkgever wil nemen, namelijk het inhouden van een deel van het vakantiesaldo van de werknemers (geen opbouw bovenwettelijk verlof in tweede half jaar van 2020, 20% van de nog niet opgenomen vakantie-uren in 2019 en 30% van de nog niet opgenomen vakantie-uren in 2018 of eerder) en het doorschuiven van de salarisverhogingen van 1 april 2020 en 1 oktober 2020 naar januari 2021. De OR heeft met deze maatregelen ingestemd.

De werknemers starten een procedure bij de kantonrechter en eisen kortweg een verklaring voor recht dat de door werkgever doorgevoerde eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden onrechtmatig is. Volgens de werknemers heeft werkgever geen zwaarwichtig belang ex artikel 7:613 BW. Zij stellen dat de coronacrisis een bijzondere omstandigheid is, maar dat de gevolgen daarvan niet voor rekening van de werknemers moet komen. Daarnaast heeft werkgever niet aangetoond dat de maatregelen nodig zijn.

Werkgever stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een eenzijdige wijziging. Het AVSN maakt door middel van incorporatie namelijk deel uit van de individuele arbeidsovereenkomst én het is een regeling die overeen is gekomen met de OR. Omdat de OR heeft ingestemd, is volgens werkgever sprake van een tweezijdige wijziging die – vanwege de incorporatie – bindend is voor alle werknemers. Mocht de kantonrechter anders oordelen dan is werkgever van oordeel dat artikel 7:613 BW van toepassing is. Volgens werkgever is de omzet fors gedaald en was dit niet te voorzien. Het is daarom niet mogelijk om de salarisverhogingen te betalen. Daarnaast ontstonden er liquiditeitsproblemen omdat sprake was van forse reserveringen voor openstaande vakantiedagen.

De kantonrechter oordeelt dat de maatregelen zien op arbeidsvoorwaarden die zijn opgenomen in het AVSN. De werknemers hebben echter aangevoerd dat in de individuele arbeidsovereenkomsten geen dynamisch incorporatiebeding is opgenomen. Dit betekent dat de werknemers op voorhand niet hebben ingestemd met toekomstige wijzigingen van het AVSN. De werknemers hebben evenmin de OR toestemming verleend. Volgens de kantonrechter geldt daarom als uitgangspunt dat werkgever de vakantiedagen en de salarisverhogingen eenzijdig heeft gewijzigd.

Een werkgever mag alleen een beroep doen op het eenzijdig wijzigingsbeding indien sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang dat het belang van de werknemers daarvoor moet wijken. Om te bepalen wiens belang moet wijken, moet eerst duidelijk worden wat het belang is van de werknemers bij het handhaven van de salarisverhogingen en behouden van de vakantiedagen en wat voor werkgever het belang is bij wijziging daarvan (Fair Play arrest).

De werknemers stellen dat zij al een lange periode geen salarisverhogingen hebben ontvangen met als gevolg dat hun koopkracht is benadeeld. Er zou sprake zijn van het leveren van een ‘loonoffer’, nu hen wel salarisverhogingen waren toegezegd. Voor wat betreft de vakantiedagen worden de werknemers belemmerd in hun recuperatiefunctie (dit betekent dat een werknemer in de gelegenheid dient te worden gesteld om opgebouwde vakantiedagen daadwerkelijk op te nemen om bij te komen van het werk).

Werkgever heeft een bedrijfseconomisch belang. Door vakantiedagen in te houden en de salarisverhogingen uit te stellen kon werkgever haar liquiditeitspositie verbeteren. Daarnaast heeft werkgever nog andere maatregelen genomen zoals het aanvragen van NOW en het vragen van een loonoffer van de directie.

De kantonrechter komt tot de conclusie dat de acute financiële problemen van werkgever door de coronapandemie een zwaarwichtig belang vormen dat de belangen van werknemers voor wat betreft de uitgestelde salarisverhogingen in redelijk moet wijken. De kantonrechter erkent dat de werknemers in hun (toekomstige) financiële positie worden aangetast maar van een ‘loonoffer’ is geen sprake. Het gaat om een eenmalige, tijdelijke maatregel en dus geen permanente wijziging. Ook speelt mee dat de OR heeft ingestemd met de maatregelen.

De kantonrechter oordeelt over de vakantiedagen echter in het voordeel van de werknemers. Er is aan de zijde van werkgever geen sprake van een zodanig zwaarwichtig belang. In dat kader verwijst de kantonrechter naar rechtspraak van het Europese Hof van Justitie waaruit blijkt dat vakantie een belangrijke arbeidsvoorwaarde is en dat werknemers recht hebben op recuperatie. Daarbij speelt mee dat werknemers hebben verklaard dat zij tijdens de lockdown hebben doorgewerkt en sommige werknemers het extra druk hadden doordat afscheid werd genomen van collega’s.

De werknemers worden dan ook gedeeltelijk in het gelijk gesteld.

Heeft u vragen over het eenzijdig wijzigen van arbeidsvoorwaarden? Neem dan contact met ons op. Wij staan u graag te woord.

Lees hier de uitspraak.

Auteur: Saffira van Wijk

Next Post Previous Post