Mag ziektewetuitkering van werknemer worden verrekend met openstaande vordering?

Een voormalig werknemer had een tijdelijk contract bij een werkgever en is ziek uit dienst gegaan. Vanaf 28 juli 2021 ontvangt de voormalige werknemer een Ziektewetuitkering. Werkgever is eigenrisicodrager voor de Ziektewet. Vanaf 18 juli 2022 ontvangt de voormalig werknemer echter geen Ziektewetuitkering meer van de werkgever omdat:

  • In de periode van 18 juli 2022 tot en met 14 augustus 2022 de werkgever de Ziektewetuitkering heeft verrekend met het door het UWV aan de voormalig werknemer teveel betaalde toeslagen, die het UWV weer van de werkgever heeft teruggevorderd.
  • In de periode 15 augustus 2022 tot en met 9 september 2022 heeft de voormalig werknemer zich niet zou houden aan zijn re-integratieverplichtingen. Bij het laatste bezoek aan de bedrijfsarts zou de voormalig werknemer zich dusdanig hebben gedragen dat de bedrijfsarts zich ernstig bedreigd voelde, waardoor de bedrijfsarts de voormalig werknemer niet meer zien. De werkgever is daarom van mening dat zij geen betalingsplicht meer heeft.

De voormalig werknemer start vervolgens een kort geding bij de rechter om alsnog zijn Ziektewetuitkering te ontvangen.

De rechter staat eerst stil bij het feit dat de voormalig werknemer in de periode van 18 augustus 2022 tot en met 14 augustus 2022 geen Ziektewetuitkering heeft ontvangen, omdat de werkgever gebruik heeft gemaakt van verrekening. De rechter stelt dat de werkgever de beslagvrije voet niet in acht heeft genomen. Een beslag onder een derde op één of meer vorderingen van de schuldenaar tot periodieke betalingen waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is slechts geldig voor zover het een periodieke betaling van de beslagvrije voet overtreft. De Ziektewetuitkering betreft een dergelijke vordering tot periodieke betaling waaraan een beslagvrije is verbonden. Dit betekent dat de voormalig werknemer minimaal recht heeft op een Ziektewetuitkering ter hoogte van de beslagvrije voet. De werkgever heeft echter verzaakt om de beslagvrije voet te bepalen. Nu de rechter van oordeel is dat de werkgever de beslagvrije voet had moeten bepalen en dus nalatig is gebleven, komt dit risico voor rekening van de werkgever. Om deze reden wordt het gehele gevorderde bedrag aan de voormalig werknemer toegekend.

Voor wat betreft het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door de voormalig werknemer, geldt dat de werkgever pas na toestemming van het UWV de Ziektewetuitkering mag inhouden. De werkgever heeft echter niet weersproken dat zij aan het UWV geen toestemming heeft gevraagd voor het stopzetten van de Ziektewetuitkering. Van een beschikking van het UWV hieromtrent is dan ook geen sprake. De vordering tot het betalen van de Ziektewetuitkering aan de werknemer wordt dan ook toegewezen. De rechter wijst echter de vordering van de voormalig werknemer ten aanzien van de wettelijke verhoging af, omdat de Ziektewetuitkering geen loon betreft als bedoeld in 7:625 BW. Wel maakt de voormalig werknemer aanspraak op de wettelijke rente.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem gerust contact met ons op.
Lees hier de uitspraak.

Next Post Previous Post