Heeft werknemer zich schuldig gemaakt aan dwaling en/of bedrog?

Werknemer exploiteerde sinds 2007 een dagverblijf voor verstandelijk gehandicapten. Eind 2021 zijn de twee dochters van werknemer bij hem komen wonen vanwege persoonlijke problemen. In december 2021 heeft werknemer met zijn neef en diens echtgenote (hierna: werkgever) gesproken over het overnemen van het dagverblijf. Op 1 juli 2022 heeft werkgever het dagverblijf van werknemer overgenomen. In dat kader hebben partijen onder meer een arbeidsovereenkomst gesloten op grond waarvan werknemer op 1 juli 2022 in dienst is getreden bij werkgever in de functie van bedrijfsleider.

In de arbeidsovereenkomst is onder meer opgenomen dat werknemer verklaart dat hem bij indiensttreding geen belemmeringen bekend zijn die hem verhinderen zijn functie normaal uit te voeren. Ook verklaart werknemer ermee bekend te zijn dat hij bij arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een belemmering waarover hij werkgever bij aanvang van deze arbeidsovereenkomst opzettelijk onjuist heeft voorgelicht of informatie heeft verzwegen, hij geen recht heeft op salaris.

Op 20 september 2022 heeft werknemer zich ziekgemeld omdat hij last had van een virusinfectie. Werknemer heeft vervolgens op 28 september 2022 corona gekregen. De bedrijfsarts heeft op 5 oktober 2022 geadviseerd om de werkzaamheden weer te hervatten mits klachtenvrij. Dit is echter niet gebeurd omdat werknemer last kreeg van paniekaanvallen. Uit het verslag van de bedrijfsarts van 10 oktober 2022 blijkt dat sprake is van ernstig disfunctioneren op persoonlijk en sociaal gebied en dat sprake is van een crisissituatie. Bij brief van 14 oktober 2022 heeft werkgever de arbeidsovereenkomst vernietigd vanwege bedrog dan wel dwaling. Werknemer heeft tot augustus 2022 zijn salaris ontvangen.

Werknemer start een kortgedingprocedure bij de rechter en vordert onder meer zijn salaris over de maanden september en oktober 2022 en betaling van het salaris vanaf november 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal zijn beëindigd.

Een van de verwijten van werkgever is dat werknemer onjuiste informatie heeft verstrekt over de omzet van het bedrijf en dat zijn expertise weinig waard is. In de brief staat echter niet dat deze verwijten hebben bijgedragen aan de gestelde dwaling en bedrog. Enkel en alleen het verwijt dat werknemer voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst niet heeft verteld dat zijn medische situatie hem belemmert in het verrichten van zijn werkzaamheden neemt de rechter mee in zijn beoordeling.

Volgens werkgever is sprake van bedrog dan wel dwaling omdat dit blijkt uit het verslag van de bedrijfsarts van 10 oktober 2022, een telefoongesprek met werknemer waarin hij zou hebben gezegd “reeds maanden deze problemen” te hebben en dat werknemer in januari 2022 melding heeft gemaakt van een burn-out bij kwaliteitsbureau Landbouw en Zorg (KLZ) en bij (inmiddels) collega’s. De rechter is van oordeel dat in het midden kan blijven of werknemer heeft gezegd dat hij “reeds maanden deze problemen” heeft omdat uit de vage tijdsduiding niet blijkt dat werknemer deze problemen had ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst.

Voor het aannemen van bedrog is vereist dat werknemer ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst opzettelijk heeft verzwegen belemmeringen te ondervinden die hem verhinderden zijn functie normaal uit te oefenen. Voor het aannemen van dwaling is (onder meer) vereist dat werknemer werkgever had moeten inlichten over dergelijke belemmeringen. Werkgever heeft niet voldoende naar voren kunnen brengen dat werknemer op 1 juli 2022 dergelijke belemmeringen had. Dat werknemer zelf eerder melding heeft gemaakt van een burn-out tegenover werknemers, potentiële cliënten en het KLZ duidt daar niet zomaar op. Er is volgens de rechter namelijk geen sprake van een diagnose. Daarnaast staat vast dat werknemer moeite had zijn onderneming te combineren met de zorg van zijn dochters waarvan werkgever ook op de hoogte was. Werkgever wist dat dit immers de reden was voor werknemer om te stoppen als ondernemer. De rechter merkt vervolgens op dat werknemer zelf melding heeft gemaakt van een burn-out maar dat betekent niet dat ook daadwerkelijk sprake is van een burn-out, laat staan dat sprake is van belemmeringen die hem zouden verhinderen om zijn werk bij werkgever normaal te kunnen uitoefenen. De vorderingen van werknemer worden toegewezen. Werkgever wordt verplicht het salaris uit te betalen.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem gerust contact met ons op.

Lees hier de uitspraak.
Auteur: Saffira van Wijk

Next Post Previous Post