WhatsApp-bericht van werknemer met daarbij een foto van zijn enkel in het gips moet worden opgevat als een ziekmelding
Werkgever heeft een eenmanszaak als glaszetter. Werknemer is op 25 april 2022 bij werkgever in dienst getreden als glaszetter op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar voor gemiddeld 32 uur. Per 1 januari 2023 is werknemer 40 uur gaan werken.
In de arbeidsovereenkomst staat dat werknemer €17,73 bruto per uur ontvangt te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. In de salarisstroken over 2022 staat echter een uurloon van €10,81 bruto per uur en over 2023 een uurloon van €11,16 bruto. Uit de cao die van toepassing is, blijkt dat werknemer gedurende de eerste 26 weken van arbeidsongeschiktheid aanspraak heeft op 95% van zijn loon. Ook blijkt dat het ‘midden’ loon voor de functie van glaszetter 2 €17,73 bruto bedraagt.
Op 17 maart 2023 is werknemer gevallen tijdens het verrichten van zijn werkzaamheden en heeft een breuk aan zijn voet/enkel opgelopen. Nadat werknemer door werkgever thuis was gebracht en na behandeling in het ziekenhuis heeft hij werkgever een WhatsApp-bericht met een foto gestuurd waaruit blijkt dat zijn voet/enkel in het gips zit.
Op 1 mei 2023 heeft werknemer laten weten dat werkgever de aanzegverplichting niet in acht heeft genomen en dat werknemer geen salaris over de maand april heeft ontvangen. Werkgever laat hierop weten dat partijen mondeling zijn overeengekomen dat werknemer per 1 april 2023 uit dienst zou treden. Werknemer betwist dit en laat weten aanspraak te maken op betaling van achterstallig salaris, vakantiegeld, vakantiegeld, aanzegvergoeding en transitievergoeding.
Het verweer van werkgever dat de arbeidsovereenkomst per 1 april 2023 mondeling met wederzijds goedvinden is beëindigd, houdt geen stand. Werknemer betwist dit. Bovendien is een dergelijke afspraak alleen geldig als deze schriftelijk is overeengekomen. Daar komt bij dat een schriftelijke overeenkomst alsnog kan worden ontbonden met een beroep op de bedenktermijn.
Vervolgens is de vraag of sprake is van achterstallig loon, vakantiegeld en vakantiedagen omdat een lager uurloon dan €17,73 bruto is uitbetaald. Het verweer van werkgever dat het uurloon van €17,73 een vergissing in de arbeidsovereenkomst is, wordt verworpen. Dit standpunt is door werknemer namelijk betwist en niet nader onderbouwd door werkgever. Bovendien komen de werkzaamheden van werknemer overeen met de functie van glaszetter 2 waarvan het salaris €17,73 bruto bedraagt. Dat werknemer pas in mei 2023 protesteert tegen het lagere uurloon doet niet ter zake.
Ook het standpunt van werkgever dat werknemer vanaf 14 maart 2023 geen recht heeft op salaris omdat hij na die datum niet meer heeft gewerkt en hij niet beschikbaar was, slaagt niet. Werknemer is immers op 17 maart 2023 tijdens het verrichten van werkzaamheden van de trap gevallen. Het WhatsApp-bericht met de foto van werknemer moet volgens de kantonrechter worden aangemerkt als een ziekmelding. Als werkgever van oordeel was dat werknemer niet ziek was, dan had hij dit door een bedrijfsarts moeten laten beoordelen. Dat is niet gebeurd. Werknemer heeft dan ook tot 25 april 2023 recht op 95% van zijn salaris. Over het achterstallig salaris en vakantiegeld dient de werkgever wettelijke rente te betalen en een wettelijke verhoging van 10%.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot slot ook nog het betalen van de aanzegvergoeding en de transitievergoeding. Werkgever verweert zich door te stellen dat sprake is van onbetamelijk gedrag van werknemer. Werknemer zou zonder toestemming van werkgever zijn zoon hebben aangemeld als stagiair, heeft geweigerd de beëindigingsovereenkomst te ondertekenen en zou een collega in het gezicht hebben gespuugd. De kantonrechter stelt dat als deze omstandigheden al juist zouden zijn, dit geen reden is om de aanzegvergoeding achterwege te laten. Voor wat betreft de transitievergoeding geldt dat het initiatief van de beëindiging bij de werkgever ligt en werknemer daarom recht heeft op een transitievergoeding.
Lees hier de uitspraak.
Auteur: Saffira van Wijk