Arbeidsongeval is te kwalificeren als huis-, tuin- en keukenongeval

Feiten
Werkneemster is op uitzendbasis werkzaam bij de gemeente Den Haag, in de functie van baliemedewerkster. Op 15 augustus 2022 is werkneemster tijdens het uitoefenen van haar werkzaamheden voor de gemeente gevallen. Op 22 augustus heeft werkneemster zich ziekgemeld. Zij is ziek gebleven tot het moment dat haar werk als uitzendkracht bij de gemeente eindigde, op 1 februari 2023.

Op 6 januari 2023 heeft werkneemster het uitzendbureau aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Het uitzendbureau heeft haar doorverwezen naar de gemeente. Vervolgens heeft zij bij brief van 23 oktober 2023 de gemeente aansprakelijk gesteld. Werkneemster verzoekt om een verklaring voor recht dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het haar overkomen ongeval. Werkneemster stelt dat zij is gaan zitten op een kapotte stoel van de gemeente. Doordat de armleuning van de stoel afbrak toen zij ging zitten, heeft zij haar evenwicht verloren en is zij achterover gevallen waarbij zij met haar hoofd en rug tegen de muur viel, met allerlei medische klachten tot gevolg.

De gemeente voert verweer en voert aan dat er geen causaal verband bestaat tussen de gestelde medische problemen en de val op de werkvloer. Zo blijkt bijvoorbeeld uit het huisartsenjournaal dat werkneemster veel pre-existentiële klachten heeft en haar medische klachten ook een plausibele andere verklaring hebben. Daarnaast stelt de gemeente dat werkneemster op een beensteun (een soort kruk op wielen zonder leuningen) is gaan zitten en daarvan af is gevallen. De beensteun was op zich deugdelijk, maar is niet bedoeld om op te zitten. Bovendien is de val van werkneemster te kwalificeren als een huis-, tuin- en keukenongeval, aldus de gemeente.

Oordeel
Het uitgangspunt van het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht is dat ieder zijn of haar eigen schade draagt en dat deze schade pas afgewenteld kan worden als daar een wettelijke grondslag voor is. Een schending van de zorgplicht door een werkgever is een voorbeeld van zo’n wettelijke grondslag. Echter, de zorgplicht biedt geen absolute waarborg voor de bescherming van werknemers tegen het gevaar van arbeidsongevallen. Een werkgever behoeft in redelijkheid niet zijn werknemers te waarschuwen voor de normale risico’s die aan het dagelijks leven verbonden zijn en zich ook voordoen in veel voorkomende situaties buiten het werk, de zogenoemde ‘huis-, tuin- en keukenongevallen’. In die niet-risicovolle situaties prevaleert de eigen verantwoordelijkheid van werknemers.

Partijen twisten in deze situatie niet over het feit dat de werkneemster is gevallen tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden bij de gemeente. In dit geval staat de vraag of sprake is van een arbeidsongeval dus niet ter discussie. Indien dat het geval is, is het vervolgens aan de werkgever om aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Hiervoor heeft de gemeente aangevoerd dat zij in dit geval geen specifieke maatregelen hoefde te nemen in het kader van haar zorgplicht, omdat sprake is van een ongelukkig huis-, tuin- en keukenongeval.

De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval inderdaad sprake is van een huis-, tuin- en keukenongeval. Hierbij neemt dij het volgende in aanmerking.

Het gaan zitten op een voorwerp is op zichzelf beschouwd een situatie die een normaal risico inhoudt zodat een werkgever niet gehouden is tot het geven van specifieke instructies of het nemen van specifieke maatregelen. Van een werknemer mag worden verwacht een inschatting te (kunnen) maken of het voorwerp geschikt is om op te gaan zitten. Gaat het vervolgens mis, dan heeft de werknemer in beginsel ongelukkig plaatsgenomen. Dit is slechts anders indien de werkgever bijvoorbeeld ondeugdelijke voorwerpen ter beschikking stelt.

Daarnaast is de werkomgeving in kwestie een kantoorsetting. Werkneemster heeft gesteld dat de bureaustoel waarop zij heeft plaatgenomen kapot was en zij daarom is gevallen. De gemeente heeft gemotiveerd bestreden dat het een bureaustoel was waarop werkneemster plaatsnam. Zij stelt dat werkneemster een beensteun heeft gepakt die niet bestemd is om op te gaan zitten. Verder heeft de gemeente aangevoerd dat na de val van werkneemster geen kapotte stoel is gemeld of gezien. Dit betekent dat de kantonrechter niet kan vaststellen dat werkneemster op een ondeugdelijke stoel van de gemeente is gaan zitten waardoor het ongeval heeft kunnen gebeuren. Dat anderszins sprake was van een onveilige werkomgeving, is niet gebleken.

De slotsom is dat de gemeente werkneemster niet heeft blootgesteld aan een groter risico dan onder de gegeven omstandigheden verantwoord was en dat het ongeval te wijten is aan de ongelukkige keuze van werkneemster voor dit voorwerp of de ongelukkige wijze waarop zij op dit voorwerp plaatsnam. Dit betekent dat de gemeente de op haar rustende zorgplicht niet heeft geschonden.

U leest de uitspraak hier.

Esmeralda de Jongh

Next Post Previous Post