Stiekem op vakantie, niet per se verwijtbaar?
Feiten
Werkneemster is sinds 28 maart 2011 in dienst bij Werkgeefster. In december 2023 kreeg werkneemster een miskraam. Vervolgens gaf de leidinggevende van werkneemster haar twee weken bijzonder verlof. Op 3 januari 2024 heeft werkneemster zich ziekgemeld wegens aanhoudende gezondheidsklachten.
De bedrijfsarts heeft op 13 februari 2024 geadviseerd om een paar uur per dag te re-integreren, rekening houdend met de beperkingen van werkneemster. Werkneemster heeft hiertoe een poging gedaan, maar dit bleek voor haar te zwaar. De bedrijfsarts heeft dan ook op 27 februari 2024 vastgesteld dat sprake was van een terugval, waardoor haar belastbaarheid dusdanig marginaal was dat werken niet haalbaar was.
Na het spreekuur op 12 maart 2024 heeft de bedrijfsarts geconcludeerd dat de situatie niet was verbeterd. Rond deze periode ontving de leidinggevende signalen dat werkneemster mogelijk niet in Nederland was. Op 20 maart 2024 heeft haar leidinggevende een bos bloemen bij werkneemster laten bezorgen door een collega. Het huis van werkneemster bleek zichtbaar in verbouwing en de collega trof werkneemster zelf niet aan. De aanwezige bouwvakkers vertelden de collega dat de werkneemster in Spanje was en 25 maart 2024 zou terugkomen.
De werkneemster heeft werkgeefster via een Whatsapp-bericht bedankt voor de bloemen. Daarop heeft werkgeefster gebeld met de werkneemster en haar verteld dat de collega hem had verteld dat zij in Spanje zou zijn. Werkneemster gaf daarop aan dat zij thuis in bed lag. Het gesprek is daarna beëindigd. Na een half uur heeft werkgeefster de werkneemster opnieuw gebeld en aangegeven dat zij langs wilde komen. Daarop heeft werkneemster aangegeven dat zij niet thuis was, maar in Spanje zat.
Op 25 maart 2024 heeft werkgeefster werkneemster geschorst en de toegang ontzegd. Op 28 maart 2024 hebben zij met elkaar gesproken. Werkneemster heeft in dit gesprek de gebeurtenissen erkend en dat zij daarvan spijt heeft. Zij verklaarde dat zij en haar partner een moeilijke tijd achter de rug hebben en dat hun relatie onder spanning stond. De vakantie was al lang geleden geboekt en werkneemster is daarom naar Spanje gegaan om haar relatie te redden.
Op 3 april 2024 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden. Werkgeefster gaf hier aan dat werkneemster haar gedrag als (ernstig) verwijtbaar wordt beoordeeld. Werkgeefster verzoekt de kantonrechter dan ook om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair op de e-grond en subsidiair op de g-grond.
Oordeel
Volgens de kantonrechter is het tijdens ziekte nalaten de leidinggevende toestemming te vragen om naar Spanje te gaan, en met name tegen de leidinggevende liegen over de werkelijke verblijfplaats, op zichzelf wel verwijtbaar. Daartegenover staat een, tot voor kort, vlekkeloos dienstverband van dertien jaar waarin werkgeefster geen enkele aanleiding heeft gehad om aan de betrouwbaarheid van werkneemster te twijfelen. Om deze reden is de kantonrechter van oordeel dat de gedragingen en het nalaten van werkneemster richting werkgeefster niet zodanig zwaar zijn dat van werkgeefster niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Temeer nu het hier gaat om een eenmalige gebeurtenis. Daarbij is nog in aanmerking genomen dat het door de werkgeefster door een medewerker laten bezorgen van bloemen om de verblijfplaats tijdens ziekte vast te stellen, in plaats van rechtstreeks aan werkneemster te vragen of zij op vakantie is, ook bepaald niet getuigt van een open houding van werkgeefster richting haar werkneemster. Het verzoek op de e-grond zal dan ook worden afgewezen.
Ook is de arbeidsrelatie niet ernstig en duurzaam verstoord. Werknemer heeft met haar handelen het vertrouwen van werkgever geschonden, maar dit rechtvaardigt niet dat het geschonden vertrouwen niet meer hersteld zou kunnen worden door middel van bijvoorbeeld mediation. Ook indien een mediationtraject niet mogelijk blijkt of uiteindelijk niet tot een herstel van het geschonden vertrouwen tussen partijen leidt, is het aannemelijk dat er diverse mogelijkheden zijn voor herplaatsing elders in de organisatie van werkgeefster. Het gaat hier enkel om het vertrouwen tussen de (leidinggevende van deze) werkneemster en niet om een situatie die een directe relatie heeft met de inhoud van het specifieke werk. Van een voldoende onderzoek naar herplaatsingsmogelijkheden is tot nu toe niet gebleken. Het verzoek op de g-grond zal daarom worden afgewezen.
De rechter wijst het ontbindingsverzoek van werkgeefster dan ook af.
U leest de uitspraak hier.
Auteur: Esmeralda de Jongh