Wat weegt zwaarder: handhaving van het concurrentiebeding of het recht op vrije arbeidskeuze?
Feiten en omstandigheden
Werknemer is op 1 december 2011 in dienst getreden bij Rosen Europe B.V. (hierna: Rosen of werkgever). In de arbeidsovereenkomst zijn een geheimhoudingsbeding en een concurrentiebeding opgenomen. Dit concurrentiebeding verbiedt de werknemer gedurende twaalf maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn bij een onderneming die activiteiten verricht die, in de ruimste zin van het woord, gelijk, vergelijkbaar of concurrerend zijn met die van Rosen. De werknemer heeft zijn dienstverband opgezegd en een aanbod ontvangen om per 1 maart 2024 in dienst te treden bij Verantio Europe B.V. (hierna: Verantio). Naar aanleiding daarvan heeft Rosen werknemer laten weten dat zij hem aan het concurrentiebeding zal houden.
In eerste aanleg heeft de werknemer de kantonrechter in kort geding verzocht om het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te schorsen. De kantonrechter heeft besloten om het concurrentiebeding te schorsen, waardoor werknemer zijn werkzaamheden bij Verantio kon beginnen. Werkgever is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan. Hierbij voert Rosen onder andere aan dat de kantonrechter een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd door uit vaste jurisprudentie te concluderen dat het bedrijfsdebiet zich enkel beperkt tot bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie, zonder daarbij ook technische kennis en expertise te betrekken. Daarnaast stelt Rosen dat haar bedrijfsdebiet is aangetast, omdat werknemer door zijn functie op de hoogte was van essentiële, relevante informatie en/of van unieke processen.
Oordeel
Het hof oordeelt (voorlopig) dat het recht van de werknemer op vrije arbeidskeuze zwaarder weegt dan het belang van de werkgever bij handhaving van het concurrentiebeding. Daarom acht het hof het voldoende aannemelijk dat een toekomstige vordering van werknemer tot vernietiging van het non-concurrentiebeding in een hoofdprocedure zal slagen. Het hof motiveert dit als volgt.
Voor een schorsing (en in een bodemprocedure mogelijk een vernietiging) van het concurrentiebeding is een belangenafweging noodzakelijk. Hierbij heeft de rechter ruime beoordelingsvrijheid bij het bepalen welke belangen in aanmerking moeten worden genomen en welk gewicht hieraan moet worden toegekend. Een concurrentiebeding is primair bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen, niet om de werknemer te binden. Onder bedrijfsdebiet valt onder andere kennis van essentiële bedrijfsinformatie, unieke werkprocessen, en strategische inzichten. Ook kan het bedrijfsdebiet worden aangetast als de werknemer zo nauw samenwerkt met klanten dat deze klanten geneigd zijn met hem mee te gaan naar een nieuwe werkgever. Algemeen vakmanschap valt echter niet onder dit beschermde bedrijfsdebiet. Omdat de kantonrechter dit kader juist heeft toegepast in zijn beslissing, kan de eerste klacht van Rosen niet slagen.
Vervolgens gaat het hof over tot een belangenafweging. Het hof nuanceert de stelling van werkgever dat haar bedrijfsdebiet zou worden aangetast doordat werknemer op de hoogte was van essentiële bedrijfsinformatie en unieke processen, mede omdat werkgever zelf had aangeboden werknemer te detacheren bij Verantio. Werkgever heeft niet overtuigend duidelijk gemaakt waarin detachering fundamenteel verschilt van een directe indiensttreding, aangezien Verantio in beide gevallen kan profiteren van de kennis en expertise van de werknemer. Daarnaast heeft Verantio werknemer voor een periode van één tot drie jaar gedetacheerd bij Shell, waar hij andere werkzaamheden verricht dan bij Rosen.
Bovendien is het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst met werkgever nog steeds van kracht, wat betekent dat de werknemer verplicht blijft om vertrouwelijke informatie niet te delen. Rosen heeft onvoldoende onderbouwd hoe de specialistische technische kennis van werknemer door Verantio zou kunnen worden benut in een concurrentiestrijd met Rosen. Ook heeft Rosen onvoldoende concreet aangetoond dat werknemer beschikt over essentiële commerciële informatie.
Al deze overwegingen leiden tot de conclusie dat het vertrek van werknemer naar Verantio niet leidt tot een aantasting van het bedrijfsdebiet van werkgever. Daarom weegt het recht van werknemer op vrije arbeidskeuze zwaarder dan het belang van werkgever bij het handhaven van het concurrentiebeding. De voorlopige voorziening die door de kantonrechter was getroffen, blijft daardoor in stand.
U leest de uitspraak hier.
Auteur: Lotte Sophie de Wijs