De ontslagvergoeding onder de WNT: onder omstandigheden is maximaal niet maximaal

auteur: Maud de Bruijn

In augustus van dit jaar heeft de rechtbank Haarlem een bijzondere uitspraak gewezen inzake een WNT-kwestie.

Feiten en omstandigheden
Een statutair bestuurder (hierna: de bestuurder) is op 1 november 2015 in dienst getreden bij drinkwaterbedrijf PWN Waterleidingsbedrijf Noord-Holland (hierna: PWN). De bestuurder ontvangt maandelijks een salaris van ruim € 14.000,- (inclusief emolumenten) en is topfunctionaris in de zin van de WNT.

Op enig moment ontstaat in 2018 wrijving tussen de bestuurder, de RvC van PWN en de Provincie Noord-Holland als enig aandeelhouder van PWN. De wrijving loopt hoog op en leidt er uiteindelijk toe dat de bestuurder in de aandeelhoudersvergadering van 13 februari 2020 wordt ontslagen. Dit vennootschapsrechtelijk ontslag houdt niet tevens een beëindiging van de arbeidsovereenkomst in, omdat de bestuurder ten tijde van het gegeven ontslag arbeidsongeschikt was. Partijen komen onderling niet uit de afwikkeling van het dienstverband, zodat PWN in deze procedure de kantonrechter verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

De kantonrechter staat dit toe en overweegt dat medio 2019 er een vertrouwensbreuk tussen de bestuurder enerzijds en de RvC en provincie anderzijds is ontstaan. Partijen zijn er vervolgens niet in geslaagd hun onderlinge relatie, die al langere tijd niet goed is, te herstellen. Als de RvC vaststelt dat er onvoldoende wisselwerking bestaat tussen de bestuurder en de rest van de organisatie, dan is het de taak van de RvC om in te grijpen, mede gelet op de publieke taak die PWN ten aanzien van de drinkwatervoorziening vervult. Herplaatsing is dan ook geen reële optie. Het afleggen van een verbeter- of mediationtraject wordt gelet op de bijzondere positie van de bestuurder door de kantonrechter eveneens niet van partijen gevergd. De ontbinding houdt geen verband met de ziekte van de bestuurder, zodat het opzegverbod tijdens ziekte een ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet in de weg staat. De kantonrechter stelt alles overziend vast dat de g-grond is voldragen en ontbindt de arbeidsovereenkomst met de bestuurder.

Partijen zijn een contractuele opzegtermijn van twaalf maanden overeengekomen. De vraag die zich vervolgens aandient is of de bestuurder gelet op de WNT recht heeft het volledige loon dat hij gedurende deze twaalf maanden en dus vooruitlopend op het ontslag zou ontvangen (ongeveer € 168.000,-)?

Twaalf maanden op non-actief en recht op volledige bezoldiging?
De WNT staat een maximale beëindigingsvergoeding aan een topfunctionaris van € 75.000,- toe. Uitkeringen die rechtstreeks, dwingend en eenduidig uit een wettelijk voorschrift voortvloeien kunnen op dit maximum zijn uitgezonderd. Daarnaast kan de rechter een hogere beëindigingsvergoeding mag vaststellen, mits daar een grondslag voor is (bijvoorbeeld het toekennen van een billijke vergoeding).

Op grond van artikel 2.10 lid 3 WNT is loon ontvangen in een periode van non-activiteit vooruitlopend op het einde van het dienstverband gelijk aan een ontslagvergoeding. Artikel 10 van de Beleidsregels WNT maakt hierop een uitzondering als de topfunctionaris protesteert tegen de opgelegde non-activiteit en de periode van non-activiteit niet langer duurt dan noodzakelijk om afspraken te maken over de beëindiging. In dit geval doet deze uitzondering zich niet voor, nu partijen geen afspraken hebben kunnen maken over de beëindiging, maar juist de kantonrechter hebben verzocht zich hierover uit te laten. Dit betekent strikt genomen dat de beëindigingsvergoeding moet worden gemaximeerd op € 75.000,-. De kantonrechter kiest echter voor een andere weg.

De kantonrechter overweegt allereerst dat hij niet is gebonden aan de WNT, maar de WNT wel een zekere reflexwerking kent. Meer inhoudelijk overweegt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst van de bestuurder door het vennootschapsrechtelijk ontslag inhoudsloos is geworden. Het is voor de bestuurder simpelweg niet meer mogelijk om werkzaamheden te verrichten gedurende de opzegtermijn. Om die reden staat de kantonrechter de hele periode van twaalf maanden non-actiefstelling met behoud van loon toe.

De uitspraak klopt wellicht met het rechtsgevoel van de lezer, maar is opvallend omdat de rechtbank kiest voor een ‘oplossing’ zonder dat hier een (wettelijke) grondslag voor is. De kantonrechter bewandelt overigens niet alleen deze nieuwe weg. Er zijn meer rechters die oordelen dat de periode van non-activiteit nadat partijen afspraken over de beëindiging hebben gemaakt niet in mindering op de beëindigingsvergoeding mag worden gebracht.

Heeft u een specifieke vraag over de WNT of wenst u meer te weten te komen over dit onderwerp? Neem gerust contact met ons op.

Auteur: Maud de Bruijn

Next Post Previous Post