Ontslag medewerker Staat houdt verband met klokkenluidersmelding

Werkneemster is op 1 juni 2013 voor bepaalde tijd in dienst getreden van de Staat als medewerker van de ambassade in Nigeria, standplaats Abuja. Haar contract met ingang van 1 januari 2017 verlengd voor zeven jaar tot 31 december 2023.

Op de ambassade is op 1 september 2017 een nieuwe Chef de Poste aangetreden. Eind 2017 heeft werkneemster bij de Embassy Police Liaison Officer melding gedaan van een vermoeden van integriteitsschendingen door de Chef de Poste. De meldingen gingen over schending van de geheimhoudingsplicht, ontoelaatbaar aannemen van giften en misbruik van diensten van de ambassade. In april 2018 zijn de integriteitsschendingen door twee collega’s en werkneemster met twee andere betrokkenen besproken.

Van 10 tot 12 mei 2018 heeft een bemiddeling plaatsgevonden in een arbeidsconflict tussen de Chef de Poste en werkneemster. In juli 2018 heeft werkneemster de integriteitsschendingen gemeld aan een vierde betrokkene.

Eind 2018 vond op de ambassade een onderzoek plaats door de Directie Veiligheid, Crisiscoördinatie en Integriteit (VCI) inzake mogelijke integriteitsschendingen. Naar aanleiding van dit onderzoek is een vertrouwelijk rapport opgesteld. Vanaf januari 2019 is de Chef de Poste niet meer werkzaam geweest op de ambassade.

Vervolgens heeft in de periode van 11 tot 13 maart 2019 een tweede onderzoek plaatsgevonden. Op 27 maart 2019 is werkneemster zonder toelichting vrijgesteld van werk (geschorst) en is haar medegedeeld dat de ambassade voornemens is de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Bij brief van 22 juli 2019 is werkneemster ontslagen. De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 9 oktober 2019. Tegen zowel de schorsing, als het ontslag heeft werkneemster bezwaar gemaakt. Op 14 april 2020 is het bezwaar tegen het ontslag ongegrond verklaard.

Werkneemster stelt dat het ontslag kennelijk onredelijk is(1) en dat het ontslag verband houdt met de klokkenluidersmelding. Ze vordert een vergoeding van NGN 107.308.017 bruto (€ 263.529,-).

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien al een kennelijke onredelijke opzegging opleveren. De kantonrechter betrekt in zijn oordeel dat:

  • werkneemster is geschorst zonder dat in het schorsingsbesluit is toegelicht wat de reden is;
  • bij de schorsing is aangegeven dat haar ontslag wordt overwogen, maar pas 12 weken later het daadwerkelijke ontslag volgt;
  • het verslag waarop het ontslag is gebaseerd voor een deel onleesbaar is gemaakt;
  • ook de tekst die betrekking heeft op de door de onderzoekers geadviseerde sancties, zwart is gemaakt;
  • het verslag geen concrete voorbeelden van de aantijgingen tegen werkneemster bevat;
  • er door de Staat geen hoor en wederhoor is toegepast;
  • de gronden voor het ontslag onvoldoende onderbouwd zijn;
  • werkneemster niet eerder is aangesproken op de gestelde onbehoorlijke communicatiestijl die haar wordt verweten en daardoor geen mogelijkheid heeft gekregen om die te verbeteren.

Ook ziet de kantonrechter voldoende aanknopingspunten voor de stelling dat het ontslag van werkneemster verband houdt met haar klokkenluidersmelding. De kantonrechter overweegt dat de integriteitsmelding van werkneemster een reële klokkenluidersmelding betrof. Tussen het moment van het terugroepen van de Chef de Poste en het tweede onderzoek, dat tot de schorsing en het ontslag heeft geleid, zit een korte periode van nog geen drie maanden. Naar het oordeel van de kantonrechter kan dan ook niet worden gesteld dat uit het tijdsverloop volgt, dat er geen verband is tussen de klokkenluidersmelding en de schorsing en het ontslag van werkneemster. Het korte tijdsverloop tussen het terugroepen van de Chef de Poste en de schorsing van werkneemster is eerder een aanknopingspunt om wel een verband aan te nemen.

De schorsing is bovendien gedaan zonder opgave van redenen. Er is slechts aangegeven dat de situatie op de ambassade onhoudbaar is zonder dat concreet is aangegeven waarom dat zo is. Wat opvalt is dat in het verslag (althans in de geschoonde gedeeltes) niets terug te vinden is over de integriteitsmelding en de invloed die dit heeft gehad op de verstandhouding tussen werkneemster en de Chef de Poste en tussen werkneemster en haar lokale collega’s. Het verslag waarop het ontslag van werkneemster is gebaseerd is pas na 18 juli 2019 aan werkneemster verstrekt.

Op basis van het gevolgencriterium, zoals dat in het arbeidsrecht tot 1 juli 2015 bij een kennelijk onredelijk ontslag werd toegepast, kent de kantonrechter werkneemster dan ook een vergoeding van NGN 36.302.690,61 toe.

Beschouwing

De kantonrechter benadrukt het belang van een gedegen onderzoek en hoor en wederhoor. Naar het oordeel van de kantonrechter mag van een werkgever, en zeker van de Staat als werkgever, worden verlangd dat bij een onderzoek naar het functioneren van een bepaalde werknemer wordt gezocht naar een werkwijze waarop de betreffende werknemer kan reageren op feedback van collega’s. Dat geldt des te meer indien het gaat om ernstige gestelde verwijten zoals in dit geval. Een werknemer heeft immers recht op wederhoor en hiervoor is noodzakelijk dat de aantijgingen tegen de werknemer concreet worden gemaakt.

Lees hier de uitspraak.

Hebt u te maken met een vergelijkbare kwestie of heeft u vragen? Neem dan contact met ons op.

Auteur: Lisanne Pietermaat

1 Werkneemster was werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst en is ontslagen in 2019, dus vóór de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra). De kwestie moet dus worden beoordeeld naar het recht zoals dat gold in 2019. De bepalingen van Titel 10 Boek 7 BW waren ingevolge artikel 7:615 BW destijds niet op de arbeidsovereenkomst van toepassing. Op de arbeidsovereenkomst was de Rechtpositieregeling lokaal in dienstgenomen werknemers 2005 (Rrlok) van toepassing. Deze rechtspositieregeling kent nog de mogelijkheid van een kennelijk onredelijke opzegging.

Next Post Previous Post