Vakantie-uren van zieke werknemer vervallen niet altijd


Bij een apotheek werkt een werkneemster in de functie van teamleidster. De werkneemster meldt zich op 3 maart 2016 ziek. De bedrijfsarts oordeelt dat geen sprake is van ziekte, maar van een (dreigend) arbeidsconflict. De werkneemster verricht van 3 maart 2016 tot en met 31 mei 2016 werkzaamheden in het kader van re-integratie. Op 31 mei 2016 valt zij echter alsnog uit wegens klachten die verband houden met haar zwangerschap en verricht zij geen werk. Van 26 september 2016 tot en met 15 januari 2017 gaat werkneemster met zwangerschap- en bevallingsverlof. Na dit verlof hervat zij haar werkzaamheden. Twee dagen later meldt zij zich echter opnieuw ziek vanwege rugklachten. Uiteindelijk sluiten de werkneemster en werkgever een vaststellingsovereenkomst en spreken zij af dat bij het einde van het dienstverband een eindafrekening van opgebouwd vakantiegeld en vakantiedagen plaatsvindt. Bij de eindafrekening betaalt de werkgever 95,58 niet-genoten vakantie-uren uit, maar werkneemster verzoekt om uitbetaling van de door haar opgebouwde en niet-genoten vakantie-uren van 250,26. De werkgever geeft aan dit verzoek geen gehoor.

In eerste aanleg wordt de vordering van werkneemster om het tekort aan niet-genoten vakantie-uren bij te betalen toegewezen. De werkgever is het daarmee niet eens en stelt hoger beroep in bij het gerechtshof. Naar het oordeel van de werkgever zijn de vakantie-uren over het jaar 2016 op grond van artikel 7:640a BW vervallen (de zogenaamde korte vervaltermijn), nu de werkneemster voldoende gelegenheid heeft gehad deze vakantie-uren op te nemen. Er bestond immers geen fysiek letsel.

Het hof is het niet met de werkgever eens. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 7:640a BW blijkt dat de minimum vakantiedagen een half jaar na het opbouwjaar komen te vervallen. Slechts in bijzondere omstandigheden zal de korte vervaltermijn van het minimum aantal vakantiedagen niet van toepassing zijn. Hiervan kan sprake zijn als een langdurig zieke werknemer die geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd, niet in staat is om een minimum aantal vakantiedagen op te nemen. De werknemer is wel in staat zijn minimum vakantie op te nemen, indien aan een zieke werknemer re-integratieverplichtingen zijn opgelegd. Niet is gebleken dat werkneemster in 2016 en de daaropvolgende zes maanden kon re-integreren. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat werkneemster als gevolg van haar ziekte en zwangerschaps- en bevallingsverlof – buiten haar wil – redelijkerwijs niet (of beperkt) in staat is geweest om een minimum aan vakantie-uren op te nemen. Mocht zij wel in staat worden geacht om minimum vakantie-uren op te nemen, dan leidt dit volgens het hof niet tot het verval van die uren. Immers, de werkgever heeft de werkneemster niet voldoende nauwkeurig en tijdig geïnformeerd over de vakantierechten. Om die reden zijn de vakantie-uren van werkneemster niet vervallen. Dus het advies is dan ook om de zieke werknemer erop te wijzen dat zijn vakantiedagen vervallen. Bij het aangaan van een vaststellingsovereenkomst, waarbij partijen overeenkomen dat niet-genoten vakantie-uren worden uitbetaald, zullen daarnaast duidelijke afspraken over het openstaande saldo moeten worden gemaakt. Dit voorkomt discussie achteraf.

Zie het gerechtshof Den Haag van 24 december 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3444.

Auteur: Leonore van ‘t Hoff

Next Post Previous Post