Wangedrag van een advocaat-stagiaire? Dit rechtvaardigt niet altijd een ontslag op staande voet


De volgende advocaat-stagiaire is zijn stageperiode niet op de beste wijze gestart.

De stagiaire had zijn collega’s, waaronder de directie, per e-mail kenbaar gemaakt dat en waarom hij niet accepteert dat er zonder zijn medeweten en zonder zijn instemming vanuit zijn naam en e-mailaccount e-mails worden verstuurd. De werkgever heeft deze e-mail vervolgens verwijderd uit de zakelijke emailaccounts van de collega’s. De stagiaire was echter bezig om via de privé e-mailaccounts van de collega’s de zaak buiten de werkgever om te spelen. Gelet op dit gedrag heeft de werkgever de stagiaire per e-mail op staande voet ontslagen. Werkgever stelt de interne e-mail van de stagiaire als een dolk in de rug te hebben ervaren, aangezien de werkgever in de mail wordt beschuldigd van het bewust aanzetten tot gedragsrechtelijk verwijtbaar gedrag, maar vooral omdat werknemer ervoor heeft gekozen de kwestie van het verzenden van e-mails uit zijn naam niet eerst met de directie te bespreken. Verder beschouwt de werkgever de handelswijze van de stagiaire om via privé-mails collega’s alsnog te bereiken als dusdanig ernstig, schadelijk en verwijtbaar dat sprake is van een niet te herstellen vertrouwensbreuk en meent dat daarom reden is voor ontslag op staande voet. De rechtbank Overijssel overwoog dat bovengenoemd gedrag van de advocaat-stagiaire geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De stagiaire zet in de bewuste mail zijn collega’s niet aan om in strijd met de kantoorregels te handelen; de mail betreft eerder een oproep om niet langer uit zijn naam e-mails te versturen. Wel heeft de stagiaire volgens de rechtbank verwijtbaar gehandeld en als advocaat-stagiaire, die nog maar kort bij werkgever in dienst was, hoog van de toren geblazen door de kwestie van het op zijn naam versturen van e-mails direct bij al zijn collega’s aan te kaarten en niet eerst met de directie te bespreken. De werkgever is vanwege het niet rechtsgeldige ontslag op staande voet op grond van artikel 7:677 lid 4 BW een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. De verzochte vergoeding van € 67.876,95 is volgens de rechtbank bovenmatig en wordt, mede gelet op het verwijtbaar handelen van werknemer, gematigd tot zes maandsalarissen. De billijke vergoeding wordt gezien het verwijtbaar handelen van de werknemer geheel afgewezen. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat de advocaat-stagiaire, anders dan hij stelt, door het ontslag niet in zijn eer en goede naam is aangetast, nu hij vrij snel na het ontslag een nieuwe baan heeft gevonden als advocaat-stagiaire.

Zie de Rechtbank Overijssel van 24 december 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:4945

Auteur: Maud de Bruijn

Next Post Previous Post