Werkgever aansprakelijk voor arbeidsongeval, maar onzeker medisch causaal verband

auteur: Maud de Bruijn

In deze signalering bespreek ik een deelgeschilprocedure die recent bij de rechtbank Overijssel is gevoerd (link ). Overigens is dit niet de eerste deelgeschilprocedure die partijen hebben gevoerd.

Feiten en omstandigheden
De firma Abbott produceert babyvoeding en medicinale voeding. De werknemer die de procedure is gestart is in dienst geweest van Abbott in de functie van Shiftleader Operations. In verband met een microbiologische besmetting heeft Abbott op 11 januari 2014 een schoonmakingsbedrijf ingeschakeld om middels een ozonbehandeling de aanwezige bacteriën te doden. Na de schoonmaak heeft de werknemer te hoge waardes ozon in de fabrieksruimte vastgesteld waarna hij tot ontruiming is overgegaan. Gedurende zijn inspectie- en ontruimingswerkzaamheden is de werknemer blootgesteld aan hoge concentraties ozon. Hij heeft direct na deze blootstelling klachten ontwikkeld, zoals ernstige benauwdheid en hyperventilatie. De aansprakelijkheid voor de gevolgen van de ozonincident is door (de verzekeraar van) Abbott erkend. De werknemer is na het incident arbeidsongeschikt gebleven en de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en Abbott is na twee jaar ziekte op 1 november 2017 beëindigd. Partijen hebben vervolgens dr. J.M. Rooijackers als deskundige ingeschakeld om een medische expertise te verrichten om de gevolgen van het arbeidsongeval vast te stellen. Dr. Rooijackers constateert bij de werknemer chronische luchtwegklachten, hyperventilatie en afgenomen inspanningstolerantie. Maar, de vraag of de huidige klachten en ervaren beperkingen kunnen optreden als late effecten van acute, incidentele ozonblootstelling kan niet worden beantwoord, omdat literatuur ontbreekt, aldus dr. Rooijackers. De werknemer heeft de kantonrechter dan ook gevraagd voor recht te verklaren dat het causaal verband tussen zijn gezondheidsklachten en beperkingen en het onzondinademingsincident vaststaat. Op 19 november 2018 heeft de kantonrechter de door werknemer gevraagde verklaring voor recht afgewezen. In dit deelgeschil vordert de werknemer onder meer dat Abbott en Chubb hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van (materiële en immateriële) schade die de werknemer tot en met februari 2020 heeft geleden als gevolg van het arbeidsongeval. De materiële schade wordt begroot op € 139.900,-. Maar ook in deze procedure wordt de werknemer in het ongelijk gesteld.

Oordeel kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat op dit moment niet met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten is, dat de vordering van de werknemer door de bodemrechter zal worden toegewezen. Daarbij zijn de volgende omstandigheden voor de kantonrechter van belang:

  • De kantonrechter is met de eerdere deelgeschilrechter van oordeel dat de werknemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn klachten, zoals omschreven in het rapport van dr. Rooijakkers, veroorzaakt kunnen zijn door het ozoninademingsincident van 11 januari 2014.
  • Abbott en Chubb hebben echter de gelegenheid om het vermoeden dat sprake is van een juridisch causaal verband tussen het ozoninademingsincident en de klachten van werknemer te ontzenuwen. De kantonrechter volgt hierin eveneens de deelgeschilrechter.
  • Op dit moment kan er niet op vooruitgelopen worden in hoeverre zij daarin in de bodemprocedure zullen slagen.
  • Het is daarnaast niet aannemelijk dat in de bodemprocedure geoordeeld zal worden, dat de schade van werknemer uitkomt boven het reeds bevoorschotte bedrag van € 95.000,-. De financiële overzichten, die werknemer ter onderbouwing van zijn schade in het geding heeft gebracht, geven onvoldoende houvast om hierop vooruit te lopen.
  • Bovendien heeft de werknemer geen financiële noodzaak gesteld voor een extra bevoorschotting. Gelet op het voorgaande bestaan op dit moment dus nog zoveel vraagtekens ten aanzien van het causaal verband tussen het ozoninademingsincident en de aanhoudende klachten van werknemer én ten aanzien van de hoogte van de schade, dat een aanvullend voorschot niet in de rede ligt.

Beschouwing
Een arbeidsongeval heeft vanzelfsprekend impact op alle betrokkenen, in het bijzonder op de werknemer zelf. Ook in de nasleep van zo’n ongeval kan de werknemer problemen ondervinden. Het uitgangspunt is dat alleen de klachten en beperkingen, die aantoonbaar door het arbeidsongeval zijn veroorzaakt, voor vergoeding in aanmerking komen. Als de werknemer heeft aangetoond dat dit het geval is, dan dient hij vervolgens aan te tonen dat hij als gevolg hiervan schade heeft geleden en waar die schade concreet uit bestaat. In deze heeft de werknemer niet kunnen aantonen – althans de werkgever is nog in de gelegenheid om dit vermoeden te ontzenuwen – dat zijn klachten en beperkingen ook naar de toekomst toe het gevolg zijn van het incident waarbij hij is blootgesteld aan een te hoge waarde ozon. Alles overziend is er op dit moment onvoldoende medische literatuur die het standpunt van de werknemer onderbouwt. De toekomst zal dan ook moeten uitwijzen of op basis van een nieuw deskundigenrapport – wellicht op basis van recente medische literatuur – het medisch causaal verband alsnog kan worden aangetoond. Heeft u vragen naar aanleiding van deze uitspraak of een andere vraag op het gebied van werkgeversaansprakelijkheid? Neem gerust contact met mij op.

Auteur: Maud de Bruijn

Next Post Previous Post