Zieke werknemer die elders werkt: ontslag op staande voet?

Werknemer is op 22 oktober 2018 als allround productiemedewerker in dienst getreden bij Romaris Staal. Als gevolg van een bedrijfsongeval op 11 maart 2019 heeft werknemer een gecompliceerde beenbreuk opgelopen en is hij arbeidsongeschikt geraakt. Met ingang van 15 november 2019 is de werknemer door de bedrijfsarts in staat geacht om enkele uren per week te werken. De werknemer kan echter slechts korte afstanden autorijden en voornamelijk zittend werk doen.

Als een collega op zaterdagavond 14 december 2019 een pizza bij Pizzeria Sahara bestelt, wordt die pizza door werknemer bezorgd. Naar aanleiding hiervan heeft Romaris Staal Hoffmann Bedrijfsrecherche ingeschakeld. Op zaterdag 21 december 2019 en 4 januari 2020 heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche gepost bij Pizzeria Sahara. Tijdens deze posten is waargenomen dat werknemer vijf keer respectievelijk acht keer met zijn auto is vertrokken vanuit Pizzeria Sahara met één of meer gevulde rode en/of witte bezorgtassen. Romaris Staal heeft de werknemer hiermee geconfronteerd, maar werknemer ontkent pizza’s te hebben bezorgd. Hij zou ook niet in staat zijn om auto te rijden, wegens pijn aan zijn been.

Bij brief van 8 januari 2020 heeft werkgever werknemer op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag is dat werknemer veelvuldig niet in staat is gebleken de lichte re-integratiewerkzaamheden bij werkgever te verrichten, terwijl hij elders wel werkzaamheden verricht.

Werknemer heeft verzocht om het ontslag op staande voet te vernietigen. Ter onderbouwing van zijn verweer voert hij aan dat hij bevriend is met de eigenaar van Pizzeria Sahara en hij weleens onbetaald hand- en spandiensten voor hem verricht. Dit gebeurde ook op de in het rapport genoemde datum van 4 januari 2020. Voor de andere datum die in het rapport wordt genoemd, 21 december 2019, verklaart hij slechts eten te hebben gehaald voor het verjaardagsfeestje van zijn dochter. De kantonrechter gaat hier niet in mee en wijst het verzoek tot vernietiging van het ontslag af. Werknemer gaat vervolgens in beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter.

Het hof oordeelt anders dan de kantonrechter. De reden dat werknemer op staande voet is ontslagen, is omdat hij zijn beperkingen zou hebben verzonnen. Hij kon immers wel elders activiteiten verrichten. Het hof is van oordeel dat niet vaststaat en ook onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat werknemer zijn beperkingen heeft verzonnen. Er is dus geen sprake van een dringende reden. Dit onderbouwt het hof als volgt.

Op 11 december 2019 heeft werknemer de bedrijfsarts bezocht. Op dat moment kon de bedrijfsarts nog niet bepalen wanneer werknemer zijn eigen werkzaamheden weer volledig zou kunnen hervatten. Bij de keren dat werknemer wel op het werk verscheen maar niet zijn uren vol maakte (20 november 2019, 2 en 11 december 2019), heeft hij laten weten dat hij wegens pijnklachten aan zijn been wegging. Kennelijk heeft Romaris Staal toen geen reden gezien om dat niet te vertrouwen. Werknemer is daarop in ieder geval niet aangesproken en evenmin heeft Romaris Staal aangestuurd op een spoedcontrole door de bedrijfsarts. Hoewel Hoffmann Bedrijfsrecherche op beide dagen heeft waargenomen dat werknemer tijdens de observatie – zonder lichamelijke beperkingen – liep en bewoog, sluit dit niet uit dat werknemer op en voor 11 december 2019 zodanige pijnklachten had dat hij de re-integratiewerkzaamheden niet of niet volledig kon uitvoeren. Gelet op het oordeel van de bedrijfsarts, staat buiten kijf dat werknemer medische beperkingen voor zijn eigen werk had. Op grond van deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de dringende reden niet is komen vast te staan en het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven.

Heeft u met een vergelijkbare situatie te maken? Denkt u er dan aan om de werknemer voor een spoedbezoek langs de bedrijfsarts te sturen, voordat u een ontslag op staande voet geeft.

Lees hier de gehele uitspraak.

Auteur: Leonore van ‘t Hoff

Next Post Previous Post