De vrijheid van meningsuiting kan worden beperkt in de arbeidsrelatie

Inleiding
Het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof) heeft in haar uitspraak van 20 april 2021 een oordeel gegeven over de vrijheid van meningsuiting in de arbeidsrelatie. In deze signalering lichten wij toe wat er in deze zaak speelde.

Feiten en omstandigheden
Werknemer is sinds september 2016 werkzaam bij Greenpeace in de functie van project finance officer. Greenpeace hanteert een gedragscode waarin staat dat werknemers moeten handelen overeenkomstig de kernwaarden van Greenpeace. Werknemer heeft een Facebookaccount die alleen zichtbaar is voor zijn 200 Facebookvrienden, waaronder een aantal collega’s van Greenpeace. Op zijn Facebookaccount was zichtbaar dat werknemer werkzaam was bij Greenpeace. Greenpeace heeft op 24 oktober 2019 een klacht over werknemer ontvangen, omdat werknemer op Facebook onder andere negatieve uitlatingen heeft gedaan over de separatisten in Hong Kong. Ook heeft werknemer de productie van nucleaire wapens toegejuicht. Dit is voor Greenpeace reden om de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens verwijtbaar handelen van werknemer. Werknemer is tegen dit oordeel in hoger beroep gegaan.

Oordeel van het gerechtshof
Werknemer stelt in hoger beroep ter discussie in hoeverre de kernwaarden van Greenpeace mogen doorwerken in zijn persoonlijke levenssfeer. Volgens werknemer mag het instructierecht van Greenpeace niet zo ver doorwerken in zijn persoonlijke levenssfeer, dat het zijn recht op vrijheid van meningsuiting op sociale media op deze wijze inperkt.

Het hof betrekt bij haar oordeel het Herbai-arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). In dit arrest heeft het EHRM een viertal aspecten gegeven die moeten worden afgewogen bij de beoordeling van de vrijheid van meningsuiting in de arbeidsrelatie, te weten:

  1. De aard van de meningsuiting;
  2. De motieven van de werknemer;
  3. De schade die de werkgever door de uiting lijdt;
  4. De zwaarte van de opgelegde sanctie.

Het hof oordeelt dat Greenpeace een werkgever is met een sterke politieke, ideologische en maatschappelijke visie. Deze ‘gekleurdheid’ als werkgever brengt met zich dat zowel de inhoud, als de wijze waarop werknemer zijn mening uit in lijn dient te zijn met de kernwaarden van Greenpeace. De uitlatingen van werknemer op Facebook zijn in strijd met deze kernwaarden en kunnen worden gekwalificeerd als emotionele, gewelddadige en agressieve uitlatingen gericht op het toepassen en goedkeuren van geweld tegen een bepaalde groep mensen. Deze uitlatingen zijn in strijd met de kernwaarden en principes van Greenpeace. Dit wordt niet anders als de motieven van werknemer voor deze uitlatingen uitsluitend in persoonlijke factoren liggen, zoals in deze zaak het geval was.

Greenpeace is in haar bestaan volledig afhankelijk van donateursgelden en daarmee dus ook van haar maatschappelijke geloofwaardigheid. Deze geloofwaardigheid komt in het geding wanneer werknemers zich in strijd met de kernwaarden van Greenpeace uitlaten. Het is aannemelijk dat Greenpeace financiële en/of reputatieschade heeft opgelopen door de uitlatingen van werknemer. Greenpeace heeft immers een klacht ontvangen. Bovendien is Greenpeace hierdoor op negatieve wijze in het nieuws gekomen. Ook al zijn de uitlatingen gedaan op een afgesloten pagina op Facebook, een uitlating (op Facebook) brengt een risico met zich op verdere verspreiding. Daarbij was het destijds zichtbaar op Facebook, dat werknemer werkzaam was bij Greenpeace. Hierdoor heeft werknemer het risico laten ontstaan dat Greenpeace geassocieerd zou worden met de door werknemer gedane uitlatingen, wat voor financiële en reputatieschade voor Greenpeace kan zorgen nu donateurs zich daardoor kunnen terugtrekken.

Greenpeace kan een overtreding van de gedragscode sanctioneren met bijvoorbeeld een waarschuwing. Greenpeace heeft, gelet op de aard en de ernst van de uitlatingen, ervoor gekozen het dienstverband met de werknemer te beëindigen. Werknemer heeft ontkend dat de gedragscode op hem van toepassing is en gesteld dat zijn uitlatingen geen schending zijn van deze gedragscode. Tegen deze achtergrond acht het hof het begrijpelijk dat Greenpeace de arbeidsovereenkomst met werknemer wil beëindigen, waardoor Greenpeace niet een lichtere sanctie hoeft toe te passen.

Het hof komt tot de conclusie dat de uitingen van werknemer in strijd zijn met het goed werknemerschap. Dit in combinatie met het feit dat werknemer niet bereid is geweest zich met de gedragscode te conformeren, levert een redelijke grond voor ontbinding op, gelegen in het verwijtbaar handelen van werknemer.

Beschouwing
Een interessant arrest met een Europees tintje. Het oordeel van het hof laat zien dat werknemers, zeker de werknemers die werkzaam zijn voor een maatschappelijk georiënteerde organisatie als Greenpeace, moeten oppassen met de uitlatingen die zij op social media plaatsen. Werknemers die werkzaam zijn bij de overheid bevinden zich in zo’n zelfde positie. De werknemer zal er rekening mee moeten houden dat hij zich te allen tijde als goed werknemer gedraagt. Dit houdt dus ook een zekere begrenzing van de vrijheid van meningsuiting in. Het is belangrijk dat werknemers hierop bedacht zijn, omdat uitlatingen die in strijd zijn met de kernwaarden van een werkgever een reden voor ontslag kunnen opleveren.

Heeft u nog vragen over dit arrest? Neem gerust contact met ons op.

Auteurs: Emma Eijkelenboom en Maud de Bruijn

Next Post Previous Post