Camerabeelden van zieke werknemer inbreuk op persoonlijke levenssfeer?

Werknemer is op 7 juli 2012 in dienst getreden bij een schoonmaakbedrijf. Werknemer was werkzaam op twee locaties waar dagelijks veel (duizenden) mensen voorbijkwamen van wie velen werknemer kende. Op 3 februari 2020 is werknemer uitgegleden en had zij pijn in haar bovenbeen. Zij heeft zich ziekgemeld. Het schoonmaakbedrijf is aansprakelijk voor de geleden schade. Vanaf mei 2020 is werknemer weer gestart met het verrichten van haar werkzaamheden waarna zij zich vervolgens op 10 augustus 2020 weer heeft ziekgemeld.

Het schoonmaakbedrijf heeft van vele mensen vernomen dat zij werknemer ‘normaal lopend’ hebben gezien. Omdat werknemer ziek was, heeft werkgever een recherchebureau ingeschakeld. Door het recherchebureau zijn camerabeelden gemaakt waaruit blijkt dat werknemer loopt over de galerij van de flat van haar partner, zij in een auto stapt en op straat loopt. Gelet op deze camerabeelden heeft er op 31 mei 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen werknemer en het schoonmaakbedrijf. Tijdens het gesprek is aan werknemer medegedeeld dat zij niet voldeed aan haar re-integratieverplichtingen en dat haar loon werd stopgezet.

Werknemer start een kortgeding procedure en verzoekt het schoonmaakbedrijf te veroordelen tot betaling van haar salaris, immateriële schadevergoeding en het vernietigen van de camerabeelden. Er is volgens werknemer sprake van immateriële schade vanwege een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer door het inschakelen van een bedrijfsrecherchebureau.

De rechter oordeelt dat het inschakelen van een bedrijfsrecherchebureau niet in strijd is met het goed werkgeverschap. Ook is geen sprake van een onrechtmatige daad. Volgens de rechter was er voldoende aanleiding om onderzoek te verrichten nu werknemer niet de waarheid sprak over de mate van arbeidsongeschiktheid. Ook was er geen andere manier om een onderbouwing te krijgen van de vermoedens van het schoonmaakbedrijf. De inzet van het recherchebureau en het laten maken van de camerabeelden is gerechtvaardigd en voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Bovendien heeft het schoonmaakbedrijf belang om de beelden te bewaren in het kader van toekomstige geschillen met werknemer over de mate van arbeidsongeschiktheid. De vordering om de beelden te vernietigen en de immateriële schadevergoeding worden afgewezen.

Voor wat betreft de loonvordering oordeelt de rechter dat geen sprake is van een spoedeisend belang nu werknemer onvoldoende heeft onderbouwd in de financiële problemen te komen en zij nog €14.000 spaargeld heeft (zo’n 6 maanden nettoloon). Daarnaast oordeelt de rechter dat het nog maar de vraag is of de loonvordering in een bodemprocedure wordt toegewezen. Gelet op de camerabeelden kunnen er op zijn minst vraagtekens worden gezet bij de ernst van de beperkingen van werknemer. Werknemer loopt vrij normaal en op een behoorlijk tempo. Dit heeft tot gevolg dat niet kan worden vastgesteld of werknemer aan haar re-integratieverplichtingen voldoet. De rechter wijst de vorderingen van werknemer dan ook af.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem gerust contact met ons op. Lees hier de uitspraak.

Auteur: Saffira van Wijk

Next Post Previous Post