Gemeente is verplicht om een minnelijke regeling na te komen omdat een voorbehoud ontbreekt

Werknemer was werkzaam bij de gemeente Maastricht. Bij ontslagbesluit van 20 maart 2019 is werknemer eervol ontslagen. Vervolgens zijn partijen in overleg getreden over een minnelijke regeling.

Bij e-mail van 16 oktober 2019 doet de gemeente een eerste voorstel aan werknemer. De gemeente laat in deze e-mail weten dat het voorstel op ambtelijk niveau is afgestemd maar nog niet op bestuurlijk niveau. Het voorstel wordt daarom gedaan onder het voorbehoud dat na daarover bereikte overeenstemming op bestuurlijk niveau nog een besluit door het college moet worden genomen.

Bij e-mail van 1 november 2019 merkt werknemer op dat hij niet akkoord is met het voorstel en doet hij een tegenvoorstel. Op 13 december 2019 heeft de gemeente laten weten het tegenvoorstel van werknemer af te wijzen, maar wel bereid is een nieuw voorstel te doen dat tegemoet komt aan de eisen van werknemer. Werknemer laat weten dat hij akkoord is met de minnelijke regeling.

Vanwege kerstreces en ziekte loopt het formaliseren van de minnelijke regeling vertraging op. Bij e-mail van 13 februari 2020 laat de gemeente weten dat inmiddels is gebleken dat er een collegebesluit nodig is om tot vaststelling van de minnelijke regeling te komen. Op 19 februari 2020 bericht de gemeente dat het college van B&W zich niet kan vinden in de voorgelegde minnelijke regeling. De gemeente stelt dat is onderhandeld op basis van het voorstel van 16 oktober 2019 en dat in dit voorstel een voorbehoud is gemaakt. Dit voorbehoud wordt door de gemeente ingeroepen. Werknemer stelt zich echter op het standpunt dat in het nieuwe voorstel van 13 december 2019 geen voorbehoud is gemaakt.

Op 12 maart 2020 heeft werknemer bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college om een besluit te nemen tot vaststelling van de minnelijke regeling en is hij een kort geding gestart. De voorlopige voorziening is echter afgewezen omdat de bestuursrechter oordeelt dat geen sprake is van een spoedeisend belang. De gemeente heeft vervolgens het bezwaar van werknemer ongegrond verklaard. Werknemer is hiertegen in beroep gegaan. In deze procedure heeft de bestuursrechter zich onbevoegd verklaard en geoordeeld dat een vordering bij de burgerlijke rechter moet worden ingesteld. Tegen dit oordeel heeft de gemeente hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep ingesteld, deze procedure loopt nog.

Werknemer is vervolgens nogmaals een kortgeding procedure gestart bij de burgerlijke rechter en vordert nakoming van de overeengekomen minnelijke regeling.

De kantonrechter gaat eerst na of hij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van werknemer. Volgens de kantonrechter is dit het geval nu werknemer nakoming vordert, de minnelijke regeling voortvloeit uit een tussen partijen bestaande arbeidsverhouding en de burgerlijke rechter- zolang nog niet in hoger beroep anders is geoordeeld - gebonden is aan de beslissing van de bestuursrechter.

Onderwerp van deze zaak is of werknemer er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een minnelijke regeling zonder voorbehoud tot stand is gekomen. Volgens de kantonrechter hangt dit af van wat partijen hebben verklaard en wat zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs daaruit hebben mogen afleiden en van elkaar mochten verwachten. Bij de uitleg van een schriftelijk contract zijn telkens van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.

De kantonrechter oordeelt ten voordele van werknemer. De e-mail van 13 december 2019 is – zoals de gemeente zelf ook opmerkt - een nieuw voorstel en geen tegenvoorstel. Het nieuwe voorstel kan niet worden aangemerkt als het continueren van het voorstel van 16 oktober 2019. In het nieuwe voorstel is geen voorbehoud gemaakt dat het college akkoord is met de minnelijke regeling. Om deze reden kan het standpunt van de gemeente dat het voorbehoud ook zou gelden voor het voorstel van 13 december 2019 geen standhouden. Ook in latere correspondentie blijkt niet dat de gemeente een voorbehoud heeft gemaakt.

Dit betekent dat de gemeente de minnelijke regeling met werknemer moet nakomen.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem gerust contact met ons op.

Lees hier de uitspraak.

Auteur: Saffira van Wijk

Next Post Previous Post