Overeenkomst van (de persoonlijke BV van) een Equity Partner met werkgever kwalificeert niet als arbeidsovereenkomst?

Het gerechtshof Den Haag heeft zich moeten uitlaten over de vraag of de kwalificatie van de overeenkomst die een werkgever heeft gesloten met een Equity Partner moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht of als een arbeidsovereenkomst.

De Equity Partner is een fiscalist die op 1 november 2006 bij werkgever in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst, aanvankelijk als Senior Manager en later in de functie van Director.

Op 1 juni 2014 is hij toegetreden als Equity Partner bij werkgever. Dit bracht met zich mee dat de arbeidsovereenkomst met werkgever werd beëindigd en zijn vakantiedagen en vakantiegeld werden uitbetaald. De werkgever sloot met de Equity Partner en zijn persoonlijke vennootschap een Aansluitingsovereenkomst. De persoonlijke vennootschap van de Equity Partner is vervolgens financieel gaan deelnemen in werkgever.

Op 29 juni 2020 heeft werkgever de Aansluitingsovereenkomst met de Equity Partner en zijn persoonlijke vennootschap met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden opgezegd. De Equity Partner ging niet akkoord en is van oordeel dat hij werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft de Equity Partner in het ongelijk gesteld. Volgens de kantonrechter was weliswaar sprake van een verplichting van het persoonlijk verrichten van arbeid maar is geen sprake van loon en een gezagsverhouding. De Equity Partner is tegen de uitspraak van de kantonrechter in hoger beroep gegaan. Het hof oordeelt als volgt.

Bij de uitleg van wat partijen zijn overeengekomen in onder meer de Aansluitingsovereenkomst dient onderzocht te worden welke betekenis partijen over en weer redelijkerwijs mochten toekennen en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ook de gedragingen van partijen na het sluiten van de Aansluitingsovereenkomst, dus de wijze waarop de Equity Partner en de werkgever daaraan feitelijk uitvoering hebben gegeven, zijn van belang.

Het hof somt daarna een aantal omstandigheden op die zij van belang vindt voor de uitleg van de overeenkomst te weten:

  • De Equity Partner heeft zich verplicht tot het verrichten van diensten voor werkgever.
  • De persoonlijke vennootschap van de Equity Partner heeft bij wijze van voorschot recht op een managementvergoeding en een winstuitkering.
  • De persoonlijke vennootschap was onderworpen aan de vennootschaps- en omzetbelasting.
  • De Equity Partner en zijn persoonlijke vennootschap hebben zich richting de Belastingdienst als ondernemer gepresenteerd.
  • De Equity Partner moet worden beschouwd als een professionele partij die in rechtskennis niet onderdeed aan de werkgever. Dit betekent dat partijen van elkaar mochten begrijpen en verwachten dat niet langer het doel een arbeidsovereenkomst was maar een andersoortige samenwerking.

Vervolgens beoordeelt het hof de vraag of de rechten en plichten van partijen voldoen aan de criteria arbeid, loon en gezag. Als immers is voldaan aan deze drie elementen dan is sprake van een arbeidsovereenkomst.

Arbeid
Het hof oordeelt dat de Equity Partner arbeid heeft verricht bij werkgever en ook verplicht was om arbeid persoonlijk te verrichten.

Loon
De beloning van de Equity Partner verliep via zijn persoonlijke vennootschap. Werkgever droeg na 1 juni 2014 geen loonbelasting en sociale premies meer af en ook ontving de Equity Partner geen loonstrook. De Equity Partner deed aangifte van omzetbelasting voor de btw. Daarnaast hield de honorering niet alleen verband met de prestaties van de Equity Partner maar ook met de winst bij werkgever. Dit betekende dat in een financieel minder jaar de honorering lager was. Dit duidt volgens het hof op een ondernemersbeloning. De verwijzing naar het Deliveroo-arrest gaat niet op omdat de maaltijdbezorgers niet de keuze hadden om een bestaande arbeidsovereenkomst te houden en de meeste maaltijdbezorgers beschouwde zichzelf niet als ondernemer.

Gezag
Het hof oordeelt dat tussen de Equity Partner en werkgever geen gezagsrelatie bestaat. De Equity Partner draagt zelf het ondernemingsrisico terwijl een director bij werkgever een maandloon ontvangt. Daarnaast stellen Equity Partners zelf een partnerplan op en gesprekken over omzetresultaten en gedrag vinden plaats tussen gelijken. Daarnaast was de Equity Partner vrij in het aannemen of afwijzen van opdrachten van klanten binnen de eigen industry. Verder heeft de Equity Partner stemrecht en neemt hij deel aan de jaarlijkse partnermeeting. Dit geldt niet voor een Director bij werkgever. Het feit dat de Equity Partner dient te opereren binnen de strategie bij werkgever en zich moet houden aan interne/externe standaarden en beroepsregels maakt nog niet dat er sprake is van een gezagsverhouding. Een opdrachtgever heeft immers ook een instructierecht.

Het hof eindigt de uitspraak met de opmerking dat de Equity Partner zich tot medio 2020 nog nooit op het standpunt heeft gesteld dat er sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst. Dit terwijl de Equity Partner – gelet op zijn maatschappelijk positie als fiscalist – zich ervan bewust moet zijn geweest dat werkgever er vanuit ging dat geen sprake meer was van een arbeidsovereenkomst.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem gerust contact met ons op.

Lees hier de uitspraak.

Auteur: Saffira van Wijk

Next Post Previous Post