Concurrentiebeding is niet zwaarder gaan drukken door geleidelijke functiewijziging

Wat speelde er?
Het draait in deze zaak in de kern om het volgende. Werknemer is sinds 1 september 2020 in dienst bij Primaned Projectadvies B.V. (hierna: PA). December 2021 zijn partijen in een addendum bij de arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding en een relatiebeding overeengekomen.

Tijdens de procedure was de werknemer werkzaam in een andere functie dan de functie die hij bij indiensttreding bekleedde. Werknemer wil bij PROCON in dienst treden. Dit is een vennootschap die recent is opgericht en een concurrent is van PA, althans die (voor een deel) concurrerende werkzaamheden aanbiedt. PA heeft de werknemer te kennen gegeven dat zij hem, in het geval hij bij PROCON in dienst wil treden, aan het concurrentiebeding zal houden.

In kort geding
De vraag van de werknemer die bij de kantonrechter in kort geding voorligt is of hij aan het beding kan worden gehouden door PA.

Een van de vragen die voor de rechter ligt is of het concurrentiebeding ‘aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken’. Hierdoor kan een concurrentiebeding namelijk zijn geldigheid verliezen. Volgens vaste rechtspraak moet een concurrentiebeding opnieuw worden gesloten wanneer de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst een zodanig ingrijpende wijziging heeft ondergaan dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken.

Volgens de werknemer doet die situatie zich hier voor. Sinds 1 januari 2023 vervult hij een nieuwe functie (welke gezien de anonimiteit helaas niet in de uitspraak staat beschreven). Dit is een wezenlijk andere functie dan die waarvoor hij is aangenomen in 2020, aldus de werknemer.

PA betwist dit gemotiveerd. Toen werknemer in dienst trad bij PA had hij net zijn HBO studie technische bedrijfskunde afgerond. Het is voldoende aannemelijk dat dit een beginfunctie was en dat de werknemer ambitieus was. Dat hij binnen PA zou gaan doorgroeien was dus evident. Al in april 2021 heeft werknemer te kennen gegeven interesse te hebben in sales en beide partijen schetsen het tijdspad van de periode daarna. Hieruit blijkt dat de koers wijzigde. Terwijl deze wijzigingen al (voorzichtig) in gang waren gezet, is het op dit moment geldende addendum ondertekend. Op dat moment zat werknemer al op ‘een commercieel spoor’ en was het voor beide partijen ook duidelijk dat hij daarin verder wilde.

Werknemer is dus inderdaad een andere functie, met een andere functietitel, gaan bekleden, maar dit verliep via de weg der geleidelijkheid en was niet onvoorzien. In deze kortgedingprocedure is dan ook onvoldoende gebleken dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Aangenomen moet daarom worden dat het concurrentiebeding zijn geldigheid niet heeft verloren.

Vervolgens moet worden bezien of het in hoge mate aannemelijk is, dat tijdens een bodemprocedure het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd omdat de werknemer, in verhouding tot het te beschermen belang van PA, door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Als dat het geval is, kan er aanleiding zijn om het beding in kort geding geheel of gedeeltelijk te schorsen.

Werknemer verklaart dat hij zich sinds de overname door Eiffel steeds minder op zijn plek voelt binnen PA. Bij PROCON kan hij een positieverbetering krijgen, met betere arbeidsvoorwaarden. Ook kan hij een meer internationaal georiënteerde functie gaan vervullen.

Daar tegenover staat het belang van PA. Zij vreest dat PROCON een kopie van PA wordt. Die vrees baseert zij op de jarenlange samenwerking tussen PA en Primaned (dat onder dezelfde holding als PROCON hoort), de nog vrij recente verkoop van aandelen en daarna veranderde verhoudingen. PA vreest een aantasting van haar bedrijfsdebiet. Werknemer hoort namelijk bij haar ‘commerciële hart’ aldus PA. Hij neemt deel aan de wekelijkse salesoverleggen en kent alle commerciële informatie. Ook heeft werknemer recent meegedacht over positionering en strategieën. Hij kan zijn kennis aanwenden om PROCON verder vorm te geven.

Gelet op de gang van zaken rondom de oprichting van PROCON, die beide partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben geschetst, wordt voorshands geoordeeld dat PA een rechtens te respecteren belang heeft bij het overeengekomen beding. Alhoewel het beding werknemer beperkt in zijn arbeidskeuze en hem daardoor benadeelt, kan voorshands niet worden aangenomen dat de bodemrechter zal oordelen dat de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld. Zo is het concurrentiebeding geografisch en in tijd beperkt. Niet gebleken is dat de werknemer geen gelijkwaardige functie kan bekleden buiten de Randstad of bij een onderneming die geen concurrerende werkzaamheden verricht. Om die reden wordt geen aanleiding gezien om het beding te schorsen. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.

Auteur: Rachel van der Horst

Next Post Previous Post