Een ontslag op staande voet is niet bedoeld om een werknemer tot actie te bewegen.

Werknemer is sinds 1 oktober 2020 bij ARBO in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd tot 1 oktober 2022. In de arbeidsovereenkomst is een tussentijds opzegbeding opgenomen. Werknemer is een kwetsbare werknemer met een Wajong-uitkering,

Werknemer heeft zich op 28 april 2022 ziek gemeld. Op 1 juni 2022 heeft werknemer aan de personeelsfunctionaris gevraagd of zijn vakantieaanvraag voor de periode van 13 t/m 24 juni 2022 in het systeem stond. In de verlofregistratie stond dat voor de periode van 20 t/m 24 juni een vrije week was goedgekeurd.

Op 8 juni 2022 heeft werknemer aan de bestuurder van ARBO bericht dat hij beoordeeld wil worden door een (onafhankelijke) bedrijfsarts. In de probleemanalyse van 13 juni 2022 schrijft de bedrijfsarts dat werknemer passend of aangepast eigen werk kan verrichten. De bedrijfsarts heeft, naar aanleiding van een vraag van werknemer, verder aangegeven geen bezwaar te zien tegen het bezoeken van het festival door werknemer.

Bij brief van 5 juli 2022 heeft ARBO werknemer op staande voet ontslagen. In de brief zijn de volgende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd:

(1) werknemer zou niet reageren op berichten van werkgever of de jobcoach,
(2) werknemer heeft vakantie opgenomen, terwijl de aanvraag niet was goedgekeurd en
(3) werknemer niet is verschenen op het moment van starten van de re-integratie.

Bij e-mailbericht van 18 juli 2022 heeft de gemachtigde van werknemer ARBO bericht dat het ontslag op staande voet is gegeven zonder dat daar een gegronde dringende reden aan ten grondslag ligt, dat werknemer berust in het gegeven ontslag op staande voet en aanspraak maakt op verschillende vergoedingen.

Werknemer is vervolgens een procedure bij de rechtbank gestart en verzoekt onder andere om uitbetaling van de transitievergoeding, billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding.

Oordeel
In de ontslagbrief staat niet opgenomen dat ARBO werknemer ook zou hebben ontslagen indien slechts een gedeelte van de aangevoerde dringende redenen komt vast te staan. Daarom moeten alle drie de aangevoerde redenen vast komen staan en tezamen een dringende reden opleveren.

ARBO verwijt werknemer dat hij niet reageert op telefoontjes, appjes, mailtjes van ARBO en zijn jobcoach. Werknemer betwist dat hij niet op berichten van ARBO heeft gereageerd. Hij heeft namelijk tot 30 juni 2022 niets van ARBO vernomen. Uit de processtukken blijkt dat het de (oud-)jobcoach is geweest die ARBO heeft bericht dat werknemer niet op zijn berichten reageert. Nu tussen partijen niet is geschil is dat werknemer ARBO na zijn ontslag voor het eerst erover heeft geïnformeerd dat X zijn jobcoach niet meer was, mocht ARBO ervan uitgaan dat X namens werknemer communiceerde.

Van werkgever mogen extra inspanningen worden verwacht omdat het hier gaat om een kwetsbare werknemer. In dat verband had het voor de hand gelegen dat (ook) ARBO als werkgever zelf contact met werknemer had gezocht over de re-integratie en hem had opgeroepen om (al dan niet passende) werkzaamheden te verrichten. Niet is gebleken dat dit is gebeurd. Hoewel er sprake is van enig tijdsverloop tussen de eerste werkdag na de vakantie van werknemer, in zijn beleving 27 juni 2022, en het moment dat werknemer contact met ARBO heeft gezocht, namelijk 30 juni 2022, levert dit geen dringende reden voor ontslag op staande voet op. Dat werknemer vakantie heeft genomen en een festival heeft bezocht terwijl de vakantieaanvraag niet zou zijn goedgekeurd, levert evenmin een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Het festival vond immers plaats op een moment dat werknemer nog niet hoefde aan te vangen met de re-integratie, terwijl hij bovendien toestemming van de bedrijfsarts had om naar het festival te gaan. Uit de registratie van ARBO zelf blijkt bovendien dat werknemer van 20 tot en met 24 juni 2022 een goedgekeurde vakantie had, zodat dit argument evenmin op gaat. Daarmee is ook gegeven dat geen sprake was van een dringende reden toen werknemer niet is verschenen op het moment van starten met re-integratie op 20 juni 2022 terwijl de bedrijfsarts dit wel zo had besproken. Tussen partijen staat op basis van de verlofregistratie immers vast dat op dat moment sprake was van een goedgekeurde vakantie.

Niet is komen vast te staan sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet is dan ook ten onrechte gegeven.

Aan werknemer wordt een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding toegekend. Ook heeft ARBO ernstig verwijtbaar gehandeld. Er wordt met werknemer “gespeeld” in die zin dat als blijkt dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven, ARBO werknemer wel weer terug in dienst wil nemen. Er wordt gesteld dat ARBO een correctief signaal wilde afgeven, maar dit is volgens de rechter wel een erg verstrekkend signaal. Er is dan ook sprake van slecht werkgeverschap doordat ARBO op de stoel van de bedrijfsarts is gaan zitten. Een ontslag op staande voet is namelijk niet bedoeld om iemand tot actie te bewegen. Werknemer heeft recht op een billijke vergoeding van €4.000,-.

Heeft u vragen over het voorgaande? Neem dan gerust contact met mij op.

U leest de uitspraak hier.

Auteur: Emma Eijkelenboom

Next Post Previous Post