Ontslag op staande voet wegens het verzwijgen van alcoholverslaving terecht gegeven?

Feiten
Werkneemster is begin 2023 in dienst getreden bij de Stichting Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis (hierna: ETZ). Eind mei 2023 kwam werkneemster erachter dat haar echtgenoot al drie jaar een buitenechtelijke relatie had. Zij is dan een week ziek. Op 13 juli 2023 heeft werkneemster in een gesprek met ETZ aangegeven ‘op te zijn’ vanwege problemen met haar man en afgesproken is dat werkneemster wordt opgeroepen voor een consult met de bedrijfsarts. Op 17 juli 2023 is werkneemster bij de bedrijfsarts verschenen en deze heeft geoordeeld dat sprake is van klachten en beperkingen die gezien worden als uiting van ervaren spanningen. Op 20 september 2023 heeft werkneemster aan ETZ laten weten dat zij mogelijk wordt opgenomen in een GGZ-instelling, vanwege een burn-out dan wel klachten als gevolg van PTSS. Op 25 september 2023 heeft werkneemster de spoedeisende hulp bezocht vanwege overmatig alcoholgebruik. De man van werkneemster heeft daarop aan ETZ laten weten dat werkneemster een alcoholprobleem heeft en dat hij bezig is met een opname van werkneemster hiervoor. Vervolgens hebben werkneemster en ETZ een aantal keer met elkaar gesproken, waarbij ook het alcoholgebruik van werkneemster is besproken. Werkneemster is eind 2023 opgenomen in een kliniek. Op enig moment heeft ETZ werkneemster op staande voet ontslagen, vanwege het verzwijgen van een alcoholverslaving dan wel van ernstige alcoholproblematiek in het sollicitatieproces, terwijl zij wist of behoorde te weten dat deze ‘kwaal’ haar ongeschikt maakte voor de vervulling van de functie waar zij op solliciteerde. Werkneemster verzoekt het ontslag op staande voet te vernietigen. ETZ verzoekt voorwaardelijk de arbeidsovereenkomst met werkneemster te ontbinden op de e- dan wel de g-grond.

Oordeel
Tussen partijen staat ter discussie of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. ETZ draagt als bewijs voor de stelling, dat werkneemster bij het sollicitatieproces een ernstig alcoholprobleem had, handgeschreven aantekeningen aan van een gesprek van 27 september 2023 en verklaringen van de senior HR-adviseur en de leidinggevende van werkneemster. ETZ stelt dat werkneemster tijdens dat telefoongesprek heeft erkend dat zij vanaf januari 2023 een alcoholprobleem had. Het gesprek was een dag voor haar opname in de kliniek en werkneemster stelt dat ze tijdens het telefoongesprek onder invloed was en zich niet veel meer van het gesprek herinnert.

Gelet op de gemoedstoestand van werkneemster tijdens het gesprek met ETZ, kon ETZ niet zomaar afgaan op verklaringen van werkneemster. ETZ had op een later moment bij werkneemster moeten controleren of zij verklaringen van werkneemster tijdens het telefoongesprek juist had begrepen voordat daar consequenties aan werden verbonden. Uit de gespreksaantekeningen en de verklaringen van de leidinggevende en de HR-adviseur blijkt dat werkneemster vanaf januari 2023 na de dienst alcohol dronk, maar hieruit kan niet worden geconcludeerd dat dat alcoholgebruik al in januari 2023 zo problematisch was dat het haar functioneren in de weg stond en sprake was van een verslaving of een probleem. Ook uit de door ETZ gestelde manier van werken van werkneemster kan niet de conclusie worden getrokken dat werkneemster een ernstig alcoholprobleem had bij haar sollicitatie. Los van het feit dat ETZ erkent dat ze niet geconstateerd heeft dat werkneemster onder invloed op de werkvloer aanwezig was, volgt uit door ETZ aangehaalde voorbeelden nog niet dat overmatig alcoholgebruik of een verslaving hieraan ten grondslag liggen. Werkneemster is pas vanaf 21 juni 2023 een aantal keren te laat gekomen, waarvoor zij steeds een reden opgaf. Daarnaast kampte werkneemster met problemen in haar privésituatie, waardoor zij in mei 2023 een week ziek is geweest. Gelet op het voorgaande is onvoldoende komen vast te staan dat werkneemster bij de sollicitatie een alcoholverslaving of -probleem had waardoor zij ongeschikt was voor de vervulling van haar functie. Het ontslag op staande voet wordt dan ook door de kantonrechter vernietigd.

Ten aanzien van het voorwaardelijk ontbindingsverzoek oordeelt de kantonrechter dat het opzegverbod tijdens ziekte aan ontbinding in de weg staat, nu aan het verzoek het verzwijgen van het alcoholgebruik en dat het alcoholgebruik van invloed was op haar functioneren ten grondslag ligt. Hieruit volgt dat het verzoek direct verband houdt met de (gevolgen van de) verslavingsproblematiek. Het opzegverbod wegens ziekte staat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst dan ook in de weg. Afwijzing van het ontbindingsverzoek volgt.

U leest de uitspraak hier.

Auteur: Emma Eijkelenboom

Next Post Previous Post