Moet werkgever opnieuw 104-weken lang het salaris van zieke werknemer betalen?

Werknemer is sinds 8 maart 2010 in dienst bij werkgever in de functie van vrachtwagenchauffeur/kraanautochauffeur. Op 4 december 2019 was werknemer betrokken bij een bedrijfsongeval met als gevolg dat werknemer destijds arbeidsongeschikt was voor het verrichten van zijn eigen functie.

UWV heeft in eerste instantie een WIA-uitkering toegekend waartegen door zowel werknemer als werkgever bezwaar is gemaakt. Het UWV heeft op 8 juni 2019 de bezwaren gegrond verklaard en de WIA-uitkering ingetrokken omdat werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige komt naar voren dat voor werknemer een urenbeperking geldt van 40 uur nu in de maatgevende arbeid 42,86 uur wordt gewerkt.

Op 28 april 2023 heeft werknemer zich opnieuw ziekgemeld. Tot die tijd heeft werknemer werkzaamheden verricht die zagen op het verplaatsen van stalen rijplaten voor opdrachtgever Mammoet. Bij brief van 7 juni 2023 heeft werkgever laten weten dat werknemer na het einde van de wachttijd zijn eigen werk niet volledig heeft hervat en ook geen sprake is van nieuw bedongen arbeid. Werkgever is van oordeel dat de loondoorbetalingsverplichting is geëindigd en dat werknemer een melding ‘verslechterde gezondheid’ kan doen bij het UWV. Werknemer is echter van oordeel dat sprake is van een nieuwe ziekmelding. Vanaf 1 juli 2023 heeft werknemer geen salaris meer ontvangen en is werkgever een kortgedingprocedure bij de kortgedingrechter gestart.

De rechter stelt dat een werknemer bij arbeidsongeschiktheid recht heeft op doorbetaling van zijn salaris voor de periode van 104 weken. Partijen zijn het erover eens dat werkgever het salaris 104 weken lang heeft doorbetaald nadat werknemer zich in 2019 heeft ziekgemeld. Dit betekent dat werkgever bij een nieuwe ziekmelding in principe niet verplicht is het salaris door te betalen tenzij blijkt dat werknemer passende arbeid is gaan verrichten en dit moet worden aangemerkt als nieuw bedongen arbeid. In dat geval is werkgever verplicht om wederom 104 weken het salaris door te betalen.

Werknemer stelt dat hij sinds maart 2022 volledig weer zijn eigen bedongen arbeid is gaan verrichten. De kantonrechter oordeelt echter anders en vindt dat hierover te veel twijfels bestaan. Werkgever stelt namelijk dat sprake was van aangepast werk in het kader van de re-integratie van werknemer. Het fysieke/lichamelijk werk dat werknemer voorheen in de bedongen arbeid verrichtte, zou werknemer niet meer hebben verricht. Daarnaast stelt werkgever dat sprake is van een urenbeperking van 40 uur per week terwijl de bedongen arbeid een omvang heeft van 42,68 uur. De werknemer heeft ten aanzien van beide argumenten de twijfel hierover volgens de rechter niet kunnen wegnemen. De rechter oordeelt daarom dat er onvoldoende aanleiding bestaat om, vooruitlopend op de uitkomst van een eventuele bodemprocedure, werkgever te veroordelen tot het betalen van het loon.

Subsidiair heeft werknemer gesteld dat in de cao staat opgenomen dat werkgever werknemer uitdrukkelijk informeert over de aspecten en gevolgen van het al dan niet aanvaarden van een passende arbeidsplaats en dat zijn werkgever dat heeft nagelaten. Om deze reden is werknemer van oordeel dat hij recht heeft op een schade vergoeding van twee jaarsalarissen en pensioenschade. Volgens de rechter heeft werknemer deze vordering onvoldoende onderbouwd. Daarbij merkt de rechter op dat zelfs als werkgever niet zou hebben voldaan aan deze verplichting dat niet valt in te zien waarom werknemer als gevolg daarvan pensioenschade en schade gelijk aan twee jaarsalarissen lijdt.

Lees hier de uitspraak.

Auteur: Saffira van Wijk

Next Post Previous Post