Heeft werknemer 4 weken volledig gewerkt waardoor de ziekteperiode van 104 weken opnieuw is begonnen?

Werknemer is op 1 november 2019 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de GGZ in de functie van Verpleegkundig Specialist GGZ Regiebehandelaar. Op 15 juni 2020 is werknemer ziek uitgevallen.

Op 15 maart 2022 heeft de GGZ met werknemer een plan van aanpak opgesteld. Daaruit blijkt dat partijen een periode van 4 weken afspreken (15 maart – 26 april) waarin werknemer laat zien dat hij weer alle taken en verantwoordelijkheden kan oppakken die behoren bij zijn functie. Ook is de afspraak gemaakt dat aan het einde van deze periode het team en de leidinggevende aan hem terugkoppelen hoe deze periode is gegaan. Partijen gaan vervolgens het gesprek aan om te bekijken of de werknemer volledig is gere-integreerd. Op 12 april 2022 heeft werknemer een gesprek gehad met de bedrijfsarts. Daaruit blijkt dat de proefperiode van volledig werken zonder beperkingen de werknemer zwaar valt. Het beter is om daarom te stoppen met de proefperiode. Ook uit de eindevaluatie van het UWV van 16 mei 2022 blijkt dat het beter is om te stoppen met proberen volledig te re-integreren.

Werkgever laat op 15 juni 2022 aan werknemer weten dat de loondoorbetalingsverplichting stopt maar het loon wordt doorbetaald totdat een UWV-beschikking is ontvangen. Op 18 augustus 2022 laat het UWV weten dat werknemer recht heeft op een WIA-uitkering en dat werkgever voldoende heeft gedaan aan re-integratie. Op 6 september 2022 is aan werknemer verzocht om te stoppen met zijn werkzaamheden en niet meer op de werkvloer te komen.

Werknemer start een kortgedingprocedure en stelt dat hij na 22 februari 2022 minimaal 4 weken volledig zijn werkzaamheden als regiebehandelaar heeft uitgeoefend met als gevolg dat de ziekteperiode van 104 weken is onderbroken. Dit zou betekenen dat er een nieuwe ziekteperiode van 104 weken is gaan lopen en werknemer tot 2024 recht zou hebben op loon van zijn werkgever.

Omdat het gaat om een kortgedingprocedure moet de rechter beoordelen of aannemelijk is geworden dat een bodemrechter zal oordelen dat sprake is van een volledige werkhervatting. Volgens de rechter is dat niet het geval. De periode tussen 1 en 15 maart 2022 en 26 april 2022 zien volgens de rechter op een proefperiode in het kader van de re-integratie die bovendien ook nog eens is onderbroken door 10 dagen ziekte. Daarnaast heeft de bedrijfsarts meermaals geconcludeerd dat zou moeten worden gestopt met de re-integratie omdat re-integratie in de eigen functie niet reëel is. Ook is door de GGZ onderbouwd dat de werknemer door zijn collega’s is ontzien en dat er geen tot weinig crisisgevallen waren. Deze crisisgevallen maken echter wel onderdeel uit van zijn functie.

Werknemer heeft zich vervolgens ook nog op het standpunt gesteld dat hij heeft aangeboden het werk in aangepaste te vorm te blijven doen dan wel een andere functie te kunnen verrichten. Werkgever moet deze mogelijkheden dan ook onderzoeken hetgeen volgens werknemer niet of nauwelijks is gedaan. De rechter is van oordeel dat de GGZ voldoende heeft onderbouwd dat er geen passende functie aanwezig is voor werknemer. Zo heeft het UWV geoordeeld dat de GGZ voldoende heeft gedaan om werknemer te re-integreren. Bovendien is door werkgever voldoende inzichtelijk gemaakt dat eigen werk niet passend te maken is en dat er geen andere passende functies voorhanden zijn.

Heeft u naar aanleiding van het voorgaande vragen? Neem gerust contact met ons op.
Lees hier de uitspraak.

Next Post Previous Post