Leiden de uitspraken op facebook tot een boete wegens schending van de overeenkomst?

auteur: Esther Nijhof

Op 1 december 2016 is de arbeidsovereenkomst van een werknemer in het zuiden des lands door middel van beëindigingsovereenkomst geëindigd. In de beëindigingsovereenkomst is ook opgenomen dat werkgever en werknemer zich ertoe verplichten zich in het maatschappelijke verkeer zorgvuldig ten opzichte van elkaar te gedragen en zich te onthouden van “(mogelijk) negatieve, schadelijke en/of (anderszins) ongunstige uitlatingen over elkander alsmede (ex-)collega’s en relaties, alles in de ruimste zin van het woord”. Aan deze bepaling is een boete van € 10.000,- per overtreding gekoppeld.

Begin januari 2017 laat de ex-werknemer zich, volgens de werkgever, schadelijk en opruiend over de werkgever uit in een Facebook-vriendengroep van 39 personen. De werkgever maakt daarop direct aanspraak op de het bedrag van € 10.000,-. Omdat de ex-werknemer niet van plan is te betalen, wordt de vordering ingesteld bij de kantonrechter (ECLI:NL:RBLIM:2017:8716).

De ex-werknemer verweert zich onder meer dat er geen sprake is van schade, hij geen leugens heeft verspreid en dat ‘een onbenullig gesprekje’ geen boete van € 10.000,- rechtvaardigt. In dupliek voert de ex-werknemer nog aan dat niemand zijn uitlatingen kan linken aan zijn voormalige werkgever en dat de werkgever in deze procedure meerdere malen dezelfde bepaling uit de vaststellingsovereenkomst heeft geschonden waardoor hij zich kan beroepen op verrekening.

Volgens de kantonrechter is de vraag of het bewuste artikel uit de beëindigingsovereenkomst in het licht van de bedoeling ervan zo ruim moet worden gelezen als de werkgever (en de ex-werknemer bij zijn beroep op verrekening) doet. Volgens de kantonrechter gaat de toevoeging ‘in de ruimste zin van het woord’ zo ver, dat dit tot “absurde en de grenzen van de persoonlijke levenssfeer verre overschrijdende en dus onwenselijke gevolgen kan leiden”.

Volgens de kantonrechter heeft de ex-werknemer zich laten verleiden om in het wel heel erg compacte (zij het ook voor buitenstaanders die dit per se willen, toegankelijke) ‘sociale verkeer’ soms niet al te tactvolle opmerkingen te maken. “Hoe onverstandig en onbegrijpelijk dit sociale geleuter op Facebook ook hier weer uitpakt, niet vol te houden valt dat de werkgever zich aan deze tamelijk onbenullige uitwisseling van praatzieke babbelaars een buil zou kunnen vallen”, aldus de kantonrechter. Volgens de kantonrechter is voor het verschuldigd zijn van de boete meer nodig dan dat de werkgever mogelijk bij toeval, maar wellicht zonder noodzaak daartoe ernaar hebben gezocht, is gestuit op deze “vrij kinderachtige uitwisseling van weinig diepzinnige maar op zichzelf onschadelijke gedachten van één of meer ex-werknemers op Facebook”. De werkgever had op zijn minst moeten onderbouwen dat er sprake was van een voor haar negatief, ongunstig en bovenal schadelijk optreden van de ex-werknemer. Dat geldt volgens de kantonrechter ook in het geval de ex-werknemer nog overweegt een vordering tegen de werkgever in te dienen. De vordering wordt afgewezen.

Hoewel deze kantonrechter duidelijk niet gecharmeerd is van sociale media, speelt dit in de (voormalige) arbeidsrelatie tegenwoordig wel een (soms grote) rol. Heeft u vragen over het gebruik van sociale media door uw (ex-)werknemers, neemt u dan contact op met Van den Brekel advocaten.

Next Post Previous Post